Mijn eerste kennismaking met de Westertoren moet denk ik ergens in het begin van de jaren 70 zijn geweest. Zwager Piet was vertegenwoordiger geworden in hengelsportartikelen. Firma Wetzlar, waarvoor hij heel regio oost (van Delfzijl tot Maastricht) voor zijn rekening nam, was gevestigd aan de Prinsengracht in Amsterdam. Het was zomervakantie en Piet vroeg me een keer mee naar zijn werk. We reden langs de Westerkerk met zijn beroemde toren en parkeerden vlakbij de ‘The Pancake Bakery’. Met Piet dwaalde ik door de prachtige oude pakhuizen. Met een hijsbalk werden pakketten uit China naar binnen gewipt; het rook er naar verre landen. Ze verkochten er niet alleen alles voor de hengelsport, maar ook allerlei zaken voor het interieur en bijvoorbeeld ook spelletjes en biljarttafels. Tussen de middag aten we natuurlijk in de ‘pannenkoekenkelder’. In de verte rees de 85 meter van de Westertoren boven alles uit. Later las ik het dagboek van Anne Frank, voor haar waren de klokken van de Wester een teken dat het leven buiten het Achterhuis gewoon doorging, terwijl zij opgesloten zat. Het zal haar verlangen naar vrijheid alleen maar aangewakkerd hebben.
Later, toen ik in Amsterdam kwam werken, zag ik in het voorbijgaan de prachtige Westertoren opdoemen als ik fietsend of trammend naar school ging. Het werd een beeld dat bij het centrum van Amsterdam hoorde, een kroon bovenop een kerktoren. Jaren later, onze oudste dochter zat in groep 5, gingen we met de klas op excursie. Een moeder van een van de leerlingen werkte als vrijwilligster in de Westerkerk en zij kon ook een beklimming van de toren regelen. Met de tram vanaf de Slotermeerlaan naar de Rozengracht, al een belevenis op zich. De muziekjuf ging mee, als begeleidster en natuurlijk ook als geïnteresseerde in oude kerken. We hadden geluk, want stadsbeiaardier Boudewijn Zwart was al boven bij het carillon. In de klas zat ook nog een achterneefje van de beiaardier, dus het werd een bijzondere ontmoeting. Boven kregen we uitgebreid uitleg over de klokken en het klokkenspel. Zwart strooide een aantal liedjes over de Jordaan. De muziekjuf was helemaal in haar nopjes, want ze had ook beiaardles gehad. Ze mocht plaatsnemen op de speelbank en daar klonk opeens vanaf de Westertoren het ‘lang zal ze leven!’. Onze oudste dochter werd die derde mei, 9 jaar. Een onvergetelijk cadeautje! Voorbijgangers zullen verwonderd omhoog hebben gekeken.
In 2016 kreeg de Westerkerk voor ons een emotionele lading. Op zoek naar een locatie voor de begrafenisbijeenkomst van Harm, kwam men terecht bij de Westerkerk. Het werd een bewogen dag, die voor altijd in ons geheugen gegrift staat. Harm hield van Amsterdam, alhoewel ik mij nooit afgevraagd heb of hij de Westertoren ook bijzonder vond. Maar ook hij zal de toren als een baken in de stad en als een richtingwijzer naar boven hebben gezien. Na afloop van de bijeenkomst sjouwden we met de kist de kerk uit, onder de toren door en over de Westermarkt naar de Herengracht. Langzaam verdween de Westertoren uit het zicht, maar voor ons voor altijd onlosmakelijk verbonden met Harm.
Nu het Nederlands Dagblad samen met de organisatie ‘Kerk & Co’ een wedstrijd organiseert om de mooiste kerktoren van ons land te kiezen, kunnen we er natuurlijk niet omheen. Het torentje van onze Oosterparkkerk is bijzonder, maar niet zo bijzonder om het nu uit te roepen tot de ‘de mooiste kerktoren’ van Nederland. Er zijn veel en vaak prachtige kerktorens in Nederland, ik schreef daar eerder over (ode aan de heipaal). De Peperbus, de Martinitoren, de Domtoren, ze mogen er allemaal zijn. Ze hebben allemaal generaties overleefd en zullen ook ons waarschijnlijk wel overleven. Maar als het dan toch gaat over de mooiste, dan kiezen we toch voor de Westertoren. Natuurlijk is het voor ons een emotionele band met kerk en toren, maar het is ook de schoonheid ervan en de geschiedenis die het heeft. Elke zondag komen er mensen samen om Psalmen te zingen, te luisteren naar het Evangelie en soms klinken er Bachcantates.
Het lichtgrijze bovengedeelte van de toren, met ook heel groot het wapen van Amsterdam met de drie Andreaskruisen, onweerstaanbaar trekt het je aandacht. De toren is gekroond, als een uitroepteken boven de stad. Hij stond het afgelopen jaar in de steigers, maar die zijn gelukkig weer afgebroken. De toren is weer in oude glorie te aanschouwen. Alle reden om de mooiste toren van de hoofdstad van Nederland, ook te kronen tot mooiste kerktoren van Nederland.
Op de site van Kerk & Co of op de site van het Nederlands Dagblad kun je stemmen. Zelf ben ik niet zo’n voorstander van dit soort ‘wedstrijdjes’, maar nu het om de Westertoren gaat, kan ik het niet laten de lezers op te roepen hun stem uit te brengen.
Het was een zonnige dag gisteren, de 7e oktober. Samen fietsten we langs de Trekvaart en via de nieuwe Solitudobrug kwamen we bij de Amstel. Voorafgaand aan een verjaardagslunch gingen we eerst even langs de begraafplaats. Het graf van Harm moest weer worden geschoond, na een uitbundige bloemengroet op 14 september. Het was rustig op Zorgvlied, de herfst heeft ook daar zijn intrede gedaan. Het wordt weer lichter tussen de graven, de bleke zon krijgt meer ruimte. Her en der zijn paden bezaaid met kastanjeresten en een enkele kastanje. Met lege vazen in de fietstas staken we de Amstel weer over.
Ondertussen werd in Amsterdam stilgestaan bij de afschuwelijke moordpartijen, een jaar geleden, in Israël. Hoogwaardigheidsbekleders kwamen bijeen in de synagoge aan het Jacob Obrechtplein en op de Dam wapperde de vlag met Davidster. Maar ook de Palestijnse vlag werd uitgestoken bij een tegendemonstratie. Op tv kwam ’s avonds de ene na de andere duider voorbij, maar vrede is en blijft nog ver te zoeken. Het schoot mij wel verschillende keren door het hoofd, die zevende oktober is sinds vorig jaar onlosmakelijk verbonden met de oorlog tussen Israel en Hamas, zoals de vierde van deze maand in ons geheugen gegrift staat vanwege de Bijlmerramp. Mijn verjaardag is opeens een beladen datum geworden.
Een oplossing voor de problemen in Israël heb ik niet. We kunnen alleen maar concluderen dat het afschuwelijk is. De verschrikkelijke moordpartij op 7 oktober vorig jaar, maar ook de vergeldingsacties met tienduizenden slachtoffers in de Gazastrook en nu ook in het zuiden van Libanon, het lost niets op. Afgelopen zondagmorgen moest ik een preek lezen. Een paar weken geleden had ik hem al uitgezocht, hoofdstuk 17 uit de bundel van Samuel Wells ‘Wees niet bang‘. Ik vermoed dat hij de preek over Matteüs 18 (vers 15 – 20) in de VS hield, toen hij daar nog hoogleraar was. ‘Kunnen we even praten?’ was de titel van zijn verhaal. Als preeklezer mag je soms best de vrijheid nemen om zinnen te actualiseren. Een voorbeeld over een Afro-Amerikaanse voorvechter voor mensenrechten die bevriend raakte met een leider van de Ku Klux Klan, heb ik met de stilzwijgende instemming van Wells veranderd in een vriendschap tussen een Israëlische vader en een Palestijnse vader die beiden een kind hebben verloren in de jarenlange strijd. Het kan dus, wanneer mensen echt met elkaar in gesprek komen, ‘kunnen we even praten?’, wanneer men alle moed bij elkaar schraapt, dan kan er vergeving en verzoening ontstaan. In het decembernummer van De Nieuwe Koers bepleit dezelfde Samuel Wells voor ‘gezonde woede’, waar het gaat om het conflict tussen Israël en de Palestijnen. “Gezonde woede is dus bijna een voorwaarde voor echte vrede. Razernij – níét vrede – is gebaseerd op fantasie, het gaat uit van een verhaal waarin ik jou uitroei, en alles is opgelost. Dat is een sprookje, een sprookje dat brandstof is voor nieuwe razernij, voor een volgende explosie. Daarentegen kan woede ons aanzetten tot actie, zoals een staakt-het-vuren, het gematigde en evenwichtige getuigenis van de bredere gemeenschap, het zorgvuldig identificeren en ter verantwoording roepen van aangedaan onrecht, het geduldig aanhoren van wrok en angsten, het vinden van een weg naar wederzijdse veiligheid, waardigheid, begrip, respect en hoop.” (‘Vrede met scherpe randen” DNK 14 dec 2023) Het ‘kunnen we even praten?’ krachtig uiteengezet in een boeiende column.
Een paar weken terug waren we een lang weekend in een dorpje midden in de ‘Deutsche Weinstraße’. Het was een prachtige zondagmiddag en voordat we gingen eten bij vrienden, maakten we een fietstocht door de uitgestrekte wijngaarden. Net buiten Essingen fietsen we opeens langs een uitgestrekte begraafplaats. De poort vertelde een duidelijk verhaal: “Juischer Friedhof Essingen / bestehend seit 1618 / Mögen die hier bestatteten für alle zeiten ungestört ruhen”. Een indrukwekkende plek, met eeuwenoude grafstenen. Her en der waren de teksten niet meer te lezen, maar het deed gelijk denken aan de grote Joodse begraafplaats in Diemen en die in Muiderberg. Tegenover het oudste gedeelte was er een nog wat nieuwer gedeelte met een groot informatiebord. In Essingen is geen Joodse gemeenschap meer. Op het bord stonden de namen van mensen die er in de jaren voor WOII er nog woonden maar stuk voor stuk werden weggevoerd of vluchtten naar het buitenland. De laatsten overleefden het, een enkeling overleefde Auschwitz en vertrok naar de VS. De grote begraafplaats was voor 30 kleine Joodse gemeenschappen; 1660 graven. Sinds 1869 is er een nieuw gedeelte waar nog 265 graven zijn. De laatste begrafenis was in 1939. Een hele gemeenschap is dus verdwenen, uitgeroeid. De beschermbrieven die de Joden kregen in 1548 van Frederik II, keurvorst van de Palts, bleken in Nazi-tijd niets meer waard. Niet alleen Duitsland laadde met het vermoorden van 6 miljoen Joden een niet te bevatten schuld op zich. Ook andere Europese landen en daar hoort ons land zeker toe, deden weinig tot niets of werkten zelfs mee met een misdadig antisemitisch regiem en zijn dus medeschuldig.
De geschiedenis leert ons lessen voor vandaag. Voor Israël is de geschiedenis van de genocide geen vrijbrief om er maar op los te slaan en zonder mededogen te bombarderen. De geschiedenis leert ook dat het antisemitisme steeds weer de kop opsteekt, met verschrikkelijke gevolgen. In buurlanden van Israël, maar nu ook weer in Nederland. En de geschiedenis leert dat ook de kerk zich lang niet altijd distantieerde van antisemitische sentimenten.
Er is dus nog veel werk te verzetten, waarvan akte.
Gewoon je neus achterna, even lekker op de fiets, je ziet vanzelf waar je uitkomt. Nu vrouwlief een weekje met collega’s in Frankrijk is, pakte ik met het mooie weer van afgelopen week, regelmatig even de fiets. Via Diemen-Noord naar IJburg en dan over de prachtige Heermabrug. Zo kwam ik bij de de kruising van de IJburglaan met de Zuiderzeeweg. Op het Zeeburgereiland wordt hier en daar nog gebouwd, maar aan de overkant van de Zuiderzeeweg is nog veel in ontwikkeling. Er staat midden in het zand een prachtig beeld. Mijn eerste gevoel, hier zetten ze vast een kerk neer, de toren hebben ze er alvast neergezet. Het doet denken aan kerken in Friesland en Groningen zoals in Jorwerd of Stedum. Van die robuuste romaanse kerkgebouwen uit de 11e en 12 eeuw, stormen en kerkscheuringen trotserend, vele malen gerestaureerd en tot de jongste dag een heenwijzing met hun gezadeldakte torens naar boven. Benieuwd of er ergens een toelichting te vinden was passeerde ik het Sluisbuurtcafe en infocentrum. Maar nee, geen info. Een fotagraferende mevrouw met hond vond het maar vreemd dat ik er een kerktoren in zag, zij meende dat het te maken had met de stijgende zeespiegel en dat huizen in de toekomst mee zouden moeten stijgen. Leuk gevonden, maar mijn kerktoren idee liet me niet los. Het twintig meter hoge kunstwerk kan ook symbolisch uitdrukken dat de kerk er in vele vormen is in Amsterdam. Al die palen waar het (gods)huis op staat, het geeft de veelheid van kerken weer, die elkaar allemaal vinden in de gekruisigde en opgestane Christus. Wat een bijzonder baken als je dan de Piet Heintunnen in rijdt en je daarna terechtkomt in het eeuwenoude centrum van Amsterdam met gelukkig nog veel in gebruik zijnde kerken.
Eenmaal weer thuis, toch maar gaan googelen. Het kunstwerk is gemaakt door Piet van Wijk en hij was daarmee de winnar van een wedstrijd voor een kunstwerk op deze plek. Blijkbaar is het vooralsnog voorlopig, want in 2026 moet het weer weg. Wat mij betreft mag het daar nog heel lang blijven staan, net zolang als die oude kerken in Noord-Nederland. Van Wijk had helemaal geen kerk of kerktoren in gedachten. Bij hem speelde waarschijnlijk het versje: “Amsterdam, die grote stad – Die is gebouwd op palen – Als die stad eens ommeviel – Wie zou dat betalen?” door het hoofd. Amsterdam zou zonder heipalen nergens zijn. Vandaar zijn ode aan de paalfundering, 28 palen van cortenstaal. “Wie de lucht in wil, moet eerst de grond in”, is een uitspraak van hem. Dat laatste geldt trouwens ook voor de kerk. De grap is dan wel weer dat dit prachtige egaal bruine kunstwerk van 25.000 kilo een fikse fundering nodig had, waarschijnlijk ook flinke palen.
Inmiddels begint de zomer op zijn eind te lopen. Hier en daar begint het bruin in de tuin zijn weg te vinden. Gelukkig heeft onze bramenstruik in juli en augustus veel zon gevangen. Het was tot op vandaag een overvloedige oogst. Want wat is er nou heerlijker dan bij je ontbijt een boterham lekker te besmeren met bramenjam uit eigen tuin. Wil je komen proeven, wees van harte welkom. En mocht je in je tuin een mooie zonnige plek hebben, koop een doornloze bramenstruik. Er komen prachtige bloempjes aan en uiteindelijk heel veel heerlijke bramen. Succes alvast!
“Bill loved Jesus and he loved introducing anyone het met to his Lord and Savior”.
Op vrijdag 26 juli j.l. overleed in de VS, Bill Viss. Bill Viss was de vader van Norman Viss, die van 1989 tot 2011 in ons land werkte als evangelist en voorganger. In 1989 kwamen de families Viss naar Nederland omdat ze hadden ontdekt dat er in Amsterdam grote behoefte was aan het bevrijdende evangelie van Jezus Christus. Bill was van oorsprong musicus en muziekleraar, maar ging zich steeds meer inzetten voor zijn medemens en de versprediding van het evangelie. Hij was mee oprichter van World Harvest Mission, dat dus ook in Amsterdam aan de slag ging. Vanuit de Oosterparkkerk werden contacten gelegd met Bill en Norman en daaruit ontstond een bijzondere samenwerking. In de zomervakanties van begin jaren negentig, kwamen er teams vanuit de VS om samen met veelal jonge leden van de Oosterparkkerk en de Tituskapel te evangeliseren in Amsterdam. Onvergetelijk zijn de ochtendbijeenkomsten in de OPK. Samen bijbelstudie doen en heel veel zingen. Voorbereidingen voor acties op straat, waarbij voorbijgangers werden uitgedaagd na te denken over hun leven en het verlossingswerk van Christus. Het ND schreef over de evangelisatieactiviteiten, waarop een hele reeks ‘ingezonden artikelen’ kwam. Discussie was de vraag of je wel of niet in een spel (pantomime), de kruisiging mocht uitbeelden.
Bill was daarin een grote stimulerende factor. Regelde op de achtergrond van alles en legde vele contacten met christenen in Amsterdam. In hun etage aan de Prinsengracht ontvingen ze veel mensen en dat is voor velen van blijvende invloed geweest. Toen het werk van WHM goed van de grond kwam, keerden Bill en zijn vrouw Charlet terug naar de VS. Ook daar heeft hij zich tot zijn dood ingezet voor het verspreiden van de Blijde Boodschap. We gedenken in Bill een bijzondere broeder, die veel heeft mogen betekenen voor kerken in Amsterdam, waaronder zeker de Oosterparkkerk. Het leerde ons nog meer de vensters van de kerk wijd open te zetten en oog te hebben voor feit dat Christus voor alle mensen aan het kruis stierf en de dood overwon!
Het was 1980 en Coos en ik hadden trouwplannen. De woningnood was ook toen al hoog en woonruimte was dus moeilijk te vinden. Gelukkig konden we via via uiteindelijk in de Transvaalbuurt, na het betalen van duizenden guldens aan sleutelgeld, op drie hoog onze eerste knusse huisje betrekken. Er moest flink wat geklust, maar met twee rechterhanden kwamen we een heel eind. Net voor de kroning van Beatrix kon ik al verhuizen naar Amsterdam-Oost. Langzamerhand leerden we de buurt kennen, op de hoek zat een slager en op het Afrikanerplein was nog een bakker. Aan de andere kant van het Krugerplein begon de Pretoriusstraat. Omdat ik als puber alle boeken van L. Penning had verslonden, kwamen de namen van de straten me allemaal zeer bekend voor.
De mooiste winkel aan de Pretoriusstraat was ‘Fa. Liefhebber’. Lang heb ik gedacht dat de beide broers die deze ijzerwarenwarenhandel bestierden ook de naam droegen van de winkel, maar, nee dus. Eerst dacht ik nog dat de oudste van de twee een grap maakte, toen hij beweerde Jansen te heten, maar het was echt zo. De winkel deed mij altijd denken aan de zaak van mijn vader. Alhoewel dat een houthandel was, werden er natuurlijk ook spijkers en schroeven verkocht en bouten, schroefjes, deurhengen en ga zo maar door. Het assortiment van Fa. Liefhebber was echter onuitputtelijk. Verfartikelen, gereedschap, lampen, bezems, …. eindeloos.
Eigenlijk klopte je nooit tevergeefs aan. En mochten ze het gevraagde artikel niet hebben, dan was er altijd wel een advies waar je elders terecht kon. Ik heb niet bijgehouden hoe vaak ik deze bijzondere winkel heb bezocht. Soms ging het om 10 schroefjes, of een doosje pluggen, een boortje, zaagjes voor de decoupeerzaag of een stuk gereedschap. In mijn bank-app kan ik terug tot 2017 en elk jaar kom ik wel bedragen tegen die zijn uitgegeven bij Fa. Liefhebber. Ook voor school heb ik er regelmatig iets aangeschaft en ook voor de Oosterparkkerk kon ik er terecht. Twee kapotte klaptafels (gemaakt door wijlen broeder Kleine Deters) kon ik laatst weer repareren door even te buurten bij Liefhebber.
In maart deed het Parool uitgebreid bericht dat Fa. Liefhebber er mee gaat stoppen. Per 1 juli zou het afgelopen zijn. Geen uitverkoop natuurlijk, want zo is meneer Jansen niet. Zaterdagmiddag 29 juni was er zelfs een borrel, mevrouw Jansen deelde bier en limonade uit en er waren bakjes met zoute pinda’s. Meneer Jansen en zijn knecht Joop deden ondertussen nog gewoon zaken. De ouderwetse kassa moest blijven rinkelen. En…. niet getreurd, de komende weken gaan we aan het eind van de week nog gewoon open, zei meneer Jansen. Ze kunnen niet zonder blijkbaar. Maar toch zal het eerstdaags wel afgelopen zijn en daarmee verdwijnt de zoveelste prachtige winkel. Gelukkig is er een filiaal in Abcoude, maar dat is net te ver fietsen voor een paar schroeven of een haakje. Maar geen verhalen meer over de Mercedes van meneer Jansen, zijn chalet in Zwitserland en een luisterend oor naar problemen van zijn clientèle.
Is het nostalgie? Misschien wel een beetje, maar tegelijkertijd is het ook verlies. Wat komt er terug als meneer Jansen alles heeft overgebracht naar Abcoude? Weer een eettentje? Weer de zoveelste koffieshop? Een jaar geleden stopte bij ons in Diemen firma Maasdam met de verkoop van ijzerwaren, niet zo uitgebreid als Liefhebber, maar je kon ook ringetjes of plugjes laten uittellen. Er is alleen nog een Gamma, maar dat haalt het niet bij een echte zelfstandige middenstander. Aan het eind van de Pretoriusstraat staat sinds begin juni ook slagerij Poldervaart leeg. Jasper die rond 2010 de slagerij overnam van familie Lubbe en op een gegeven moment boven Fa. Liefhebber woonde, was genoodzaakt om zijn winkel te sluiten. De snijmachine staat nog als stille getuige achter het raam. Weer een echte middenstander die verdween uit het straatbeeld.
Bij Fa. Liefhebber staat nog een paar mooie in Engeland gemaakte schoenen in de aanbieding, helaas is het mijn maat niet. Gaat dat zien, nu het nog kan.
Of ik een tijdslot had…? Nou nee, na een controlebezoekje bij het OLVG dacht ik zo binnen te kunnen lopen bij het nieuwe ‘Nationaal Holocaust museum‘ aan de Plantage Middenlaan. Gelukkig was de museummedewerker vriendelijk genoeg om mij door te laten en was het betreffende tijdslot waarschijnlijk toch niet helemaal vol. Terzijde; wel irritant dat je bijna geen museum meer binnenkomt, zonder eerst een reservering te maken. Het Nationaal Holocaust museum is inmiddels een paar maanden open en werd afgelopen maandag druk bezocht. Met een audiotour, die duidelijke en degelijke informatie geeft, maakte ik vanaf de bovenste verdieping een indrukwekkende tocht door de Holocaust. Aan de hand van foto’s en vaak persoonlijke voorwerpen, krijg je een indringend beeld van een gitzwarte bladzijde uit onze vaderlandse geschiedenis. De vernietiging van ruim 100.000 Joden in de Tweede Wereldoorlog blijft een bijna niet te bevatten gebeurtenis. Dit museum heeft dan ook veel te lang op zich laten wachten.
Wel was er een kleine tentoonstellingsruimte in de ruimtes boven de hal van de Hollandsche Schouwburg, schuin tegenover de voormalige kweekschool. Het meest opvallende was daar de grote stadsplattegrond van Amsterdam, met daarop precies aangegeven waar Joden woonden. Een kaart gemaakt door Amsterdamse ambtenaren op bevel van de Duitse overheersers, een voorbeeld van stilzwijgend meewerken met de nazi’s. Een kaart die al een jaar na de inval van de nazi’s klaar was voor gebruik.
Maar nu het Holocaust museum een eigen plek heeft is ook de Hollandsche Schouwburg gerenoveerd en nog meer een plek van herdenking geworden. Beide plaatsen zijn een confrontatie met ons verleden en tegelijkertijd ook een waarschuwing voor vandaag.
In het Holocaust museum staat ook een bureau dat uit het gebouw van de Joodse Raad komt. Wie de boeiende dramaserie van de EO heeft gezien, begrijpt dat er in het museum ruim aandacht is voor deze instelling. Ook de cartotheek van de Joodse Raad staat in een glazen vitrine uitgestald, alles keurig geordend op alfabetische volgorde. Boven het bureau van de Joodse Raad worden op kleine schermen verschillende opvattingen over het werk van de Joodse Raad getoond. De uitspraak van Jacob (Jacques) Presser viel mij op: “Gij zijt werktuigen geweest van onze doodsvijanden. Gij hebt aan onze wegvoering meegewerkt. De bevelen van onze beulen uitvoerend hebt gij uzelf kunnen redden.” (1965) Presser is de schrijver van het eerste uitgebreide overzichtswerk over de Holocaust, ‘Ondergang’ (1965). In ‘Ondergang’ heeft historicus Presser beschreven hoe de nazi’s stap voor stap de vernietiging van het Joodse volksdeel organiseerden en uitvoerden. In de oorlog had Presser (geboren in 1899) ondergedoken gezeten. Zijn vrouw was opgepakt en werd weggevoerd, via Westerbork, naar Sobibor. Daar is ze gelijk na aankomst vergast, maar dat kreeg Presser pas na de oorlog te horen. Tijdens zijn onderduik heeft Presser een soort roman in dagboekaantekeningen geschreven; ‘Homo Submersus’ (de ondergedoken mens). Het is dus fictief en de schrijver noemt zich als duikeling’ Kobus. Maar Kobus was ook de onderduiknaam van Presser. De verzonnen onderduiker is echter veel jonger dan de schrijver. Maar het geeft een prachtig inzicht wat een onderduiker voelde, meemaakt, welke angsten hij uitstond en ook hoe afhankelijk de onderduiker opeens was van zijn gastheer en gastvrouw. Tegelijkertijd geeft het ook inzicht in wat er in Amsterdam gebeurde, wat hij te horen kreeg over wegvoeringen en ook wat de Joodse Raad deed. Pas in 2010 verscheen Homo Submersus in druk. Na de oorlog was er geen uitgevrij te vinden voor het manuscript en Presser heeft het in een la gelegd. Had er misschien ook geen belangstelling meer voor, toen zijn vrouw niet meer terug zou komen. Vorig jaar verscheen een herdruk. Een boeiend document; aangrijpend en tegelijkertijd ook met veel humor geschreven. Soms wat langdradig, maar dat doet zeker niet af aan de leesbaarheid.
Het bezoek aan het Holocaust museum en het lezen van Homo Submersus zet aan tot herdenken. Twee minuten stilstaan is wat dat betreft eigenlijk veel te weinig. Misschien moeten we het verdubbelen deze keer, of er gewoon tien minuten van maken. Ga maar nadenken over oorlog, verlies van mensenlevens, verraad, wegkijken, alle trauma’s die zijn opgelopen….. Ach tien minuten stil zijn is niet genoeg.
Er liep een klas kinderen naar de gymzaal. Eén van de meisjes stootte een klasgenootje aan; “Kijk dit is de kamer van de dokter….” Vanuit mijn kantoor hoorde ik het aan. Ik wist als directeur van de school zeker wel wie dr. M.B. van ’t Veer was, moest het ook steeds vaker uitleggen aan ouders die hun kind aanmelden op de gereformeerde basisschool in Amsterdam-West. Begin zestiger jaren was de school gestart en in navolging van veel andere gereformeerde scholen kreeg het de naam van een theoloog die een belangrijke rol had gespeeld in de geschiedenis van de gereformeerde kerken (vrijgemaakt). Dr. M. B. van ’t Veer was dan wel niet officieel een ‘vrijgemaakte’ theoloog, maar officieus werd hij ingelijfd. Op 17 augustus 1944 stierf, 40 jaar oud, de Amsterdamse predikant, voordat hij daadwerkelijk kon kiezen (of gedwongen werd tot) voor ‘vrijmaking’. Omdat de naam van de school zoveel vragen opriep en nogal onpraktisch was werd in 2006 besloten om de naam van de school te veranderen in ‘Veerkracht’.
Vorig najaar verscheen er een biografie over theoloog en predikant Mars van ’t Veer. De ondertitel is mooi gevonden, “Vernieuwend gereformeerd prediker en evenwichtig pastor in een bezeten tijd”. Dr. Harm Veldman, oud-geschiedenisleraar heeft al veel meer over kerkgeschiedenis onderwerpen geschreven en nu dus een biografie over dr. M.B. van ’t Veer.
Mars is geboren in 1904 in Rotterdam, maar zijn ouders verhuisden al snel naar het Zuid-Bevelandse Kapelle, onder de rook van Goes, waar ze ook opgegroeid waren. Al jong vertrok Mars naar het Kamper gymnasium om daarna naar de Theologische Hogeschool te kunnen. In 1931 startte de jonge dominee in het Brabantse Zevenbergen, om in 1936 te vetrekken naar de gereformeerde kerk van Groningen. En in maart 1941 kwam dominee van ’t Veer naar de Funenkerk[1] in Amsterdam. Ruim een jaar later, juli 1942, promoveerde van ’t Veer aan de Vrije Universiteit.
Zijn dissertatie stond jarenlang in de boekenkast van de dr. M.B. van ’t Veerschool[2]. Voorin stond een opdracht van mevrouw van ’t Veer, zij schonk het boekwerk aan de school bij de opening in 1963. Ernaast stond het kloeke ‘Mijn God is Jaweh’[3]. Deze bijbelstudie is een mooi voorbeeld van wat in die tijd ‘heilshistorisch preken’ werd genoemd. De Kamper hoogleraar K. Schilder was de ‘uitvinder’ van deze methode. Veldman gebruikt de volgende definitie voor ‘heilshistorisch preken’ (pg 89); “De Bijbel is het heilig geschrift van God dat geschreven is door mensen die God inschakelde om de heilsweg met Zijn volk in het licht te stellen. Hierdoor is de Bijbel een eenheid. En niet een collectie van losse tekstgedeelten die afzonderlijk literair-kritisch moeten worden behandeld.” In mijn boekenkast heb ik “Van Den Dienst Des Woords” staan (uitgave in 1944). Een bundel doorwrochte artikelen over ‘de prediking naar gereformeerde belijdenis’. Van dr. M.B. van ’t Veer staat er een uitgebreide studie in onder de titel: “Christologische prediking over de historische stof van het oude testament.” Van ’t Veer gebruikt hierin naast de term ‘heilshistorisch’ ook de term ‘christologisch’ en ook het begrip ‘verbondsgeschiedenis’ krijgt een centrale plaats. De ‘nieuwe’ manier van preken is een reactie op psychologisering in preken en een exemplarische aanpak van bijbelverhalen. Ik herlas de laatste preek die van ’t Veer hield op 13 augustus 1944. De preek is na de dood van ’t Veer uitgegeven[4] en gaat over Elia bij de berg Horeb. Een prachtig voorbeeld van de ‘nieuwe’ benadering. Na een fikse hertaling zou de preek nog best gehouden kunnen worden vanaf een gereformeerde preekstoel.
Een flink gedeelte van de biografie gaat over die heilshistorische prediking en ook de dissertatie van van ’t Veer. Die dissertatie draagt als titel “Cathechese en catechetische stof bij Calvijn” en van ’t Veer promoveerde er in 1942 op. Daarnaast krijgt ook de rol van van ’t Veer in de aanloop naar de scheuring in de Gereformeerde Kerken (de Vrijmaking) uitgebreid aandacht. Alleen al omdat ik jarenlang op de dr. M.B. van ’t Veerschool heb gewerkt heb ik Veldmans boek met interesse gelezen. En voor hen die meer willen weten over de aanloop naar de gebeurtenissen in 1944 is het misschien ook wel een interessante aanvulling. De invloed van van ’t Veer via zijn publicaties is er zeker geweest. Zijn dissertatie werd gebruikt bij colleges op de ‘vrijgemaakte’ hogeschool in Kampen en de uitgebreide studie over de profeet Elia werd in 1980, veertig jaar na de eerste druk, vertaald in het Engels voor het gereformeerde nageslacht in de VS en Canada.
Toch vind ik deze biografie wel een beetje een gemiste kans. Naast alle boeiende kerkgeschiedenis krijg ik in geen beeld van wie dr. Van ’t Veer nu eigenlijk was. Ik ken zijn foto[5], die hing in de hal van de school en is daar na de naamsverandering ook nog lang blijven hangen. Een indringende blik van een ouder uitziende man dan hij in werkelijkheid was op dat moment.
Toch krijg ik niet echt een beeld van deze dominee. Was er nergens een verslag of een In Memoriam te vinden met iets persoonlijks? Hoe was hij als voorzitter in een kerkenraadsvergadering? Was hij bevriend met sommige collega’s? Hoe was hij als voorzitter van de Bond van Gereformeerde Mannenverenigingen? Hoe reageerden kerkgangers op zijn preken, was het een geliefd preker? Toen van ’t Veer in Amsterdam kwam, hadden de Gereformeerde Kerken in de hoofdstad ongeveer 25.000 leden en 17 predikanten. Soms zaten kerken bomvol wanneer een bepaalde dominee voorging, hoe zat dat bij van ’t Veer? Waar lagen de zwaartepunten in zijn prediking? Veldman vertelt dat dominee van ’t Veer nauwkeurig bijhield waar hij over preekte. Je zou dus vrij gemakkelijk een bestandje kunnen produceren met een overzicht. De drie kinderen, de jongste werd bijna een half jaar later geboren na het plotselinge overlijden van zijn vader, zullen ongetwijfeld verhalen van hun moeder hebben meegekregen, jammer genoeg ontbreekt deze insteek. Veldman meldt wel dat hij de jongste zoon heeft gesproken.
Bovenstaande alinea zette mij aan het speuren. Ik herinnerde mij de bijna tachtigjarige mevrouw Pesman, die vorig najaar op een woensdagmorgen met haar kleinzoon binnenliep in de Oosterparkkerk. Opgegroeid in de Watergraafsmeer kon ze zich het grote huis van familie van ’t Veer aan de Tweede Oosterparkstraat nog goed herinneren. Met de meisjesvereniging gingen ze één per jaar op bezoek bij mevrouw van ’t Veer. De herinnering aan dat gesprek zette mij op het goede spoor en ik haalde daarom het boek met de verzamelde dagboekaantekeningen van Daan van Driel[6] uit de boekenkast. Het boek bevat ook een CD met alle aantekeningen van broeder van Driel. Al gauw vond ik zijn korte opmerkingen met betrekking tot dr. M.B. van ’t Veer. Omdat ze een mooie inkijk geven in de gebeurtenissen midden in de Tweede Wereldoorlog en vertellen over van ’t Veer, neem ik een aantal fragmenten over.
Juni 1942, van Driel woont de promotie van dominee van ’t Veer bij: “Ik was bij de promotie van Dr. M.B. van ’t Veer tot doctor in de theologie. Zijn proefschrift ging over Calvijn. Het was een bekroning van arbeid, zelfs met cum laude. Het meemaken van deze bevordering tot hogere rang was de eerste keer in mijn leven. In de Militia Christi zag ik een van de officieren bevorderd worden. Ik zag de uniformen van de professoren in hun deftig wit en zwart, de strakke distinctie van het tafereel met de verdediger van zijn proefschrift achter de katheder en aan weerszijden de onbeweeglijk staande paranimfen. Het was een aanblik van bijna militaire discipline, maar vreedzaam. Hier werden geestelijk de degens gekruist. De kracht en het geweld was hier die van het zwaard des Geestes, Gods Woord. Het verstand verdedigde en viel aan. Het was prachtig hierin mee te leven. Hier gebeurde wat belangrijks.”
Ook in 1942, waarschijnlijk augustus[7] “Deze week werden veel Joden weggevoerd. Wat je ziet en hoort zo vlak om ons heen verschrikt je. Het vaart als een donkere schim, als een vertwijfelde vraag door je heen. Hoe kan dat? Uit de kerkenraad naar huis fietsend, had ik een oponthoud. Plotseling stond ik ingesloten tussen geüniformeerde politiemannen, Hollandse en Duitse. Alleen op vertoon van mijn legitimatiebewijs lieten ze me door. Aan de kant van de weg stonden de wagens waarin mensen opgeborgen werden. Ze werden maar zo in de stille avond uit hun huizen gehaald. Ik zag hen gelaten in een trieste rij het trottoir vullen. Met machteloze stomheid zich voegend naar commando’s van sterkeren en machtigeren dan zij werden ze weg gevoerd. Het was een trieste levensstoet van uitgestoten stermensen. Wat haakt zoiets in je gedachten. Hoe schrikwekkend dichtbij zie je dan gebeuren wat ik in m’n bangste dromen voor onmogelijk hield. Hoe scheuren deze dingen als rauwe kreten door mijn ziel. En meer wolken stapelen zich op.
Nu weer in de gevangenneming van onze dr. M.B. van ’t Veer. Hoe stijgen de gebeden in onze kerken op tot God. Hoe smeekt onze neergebogen ziel om uitkomst. “Here, denk aan Uw ontferming over deze wereld. Er zijn zeeën van leed.”
Een aantal weken later
“Een andere slag in het gezicht van de kerk was het ontrukken aan zijn taak van een van onze meest begaafde predikanten; dr. Van ’t Veer werd gevangen gezet. Maar als door een wonder sprak hij na vier weken gevangenschap voor onze mannenvereniging over Het Geloof. Dit waren niet maar zo wat theologische spitsvondigheden. We hoorden het levende leven uit de mond van de man die pas uit de cel ontkomen was.”
1944 “In april 1944 is de schorsing voor drie maanden van prof. dr. K. Schilder als emeritus predikant en hoogleraar in Kampen een feit. Wat is dit een spannende tijd in ons kerkelijk leven. Dr. M.B. van ’t Veer staat als bezwaarde broeder tegen de besluiten der Generale Synode naast prof. Schilder. Toen hij met Goede Vrijdag en eerste Paasdag hier in de stad preekte – zij het buiten onze wijk – kon ik niet nalaten hem te gaan horen.”
“Aangrijpend was de laatstgehouden preek van ds. Van ’t Veer. Die sprak van de breuk die nu in onze kerken een feit geworden is door de laatste beslissingen der Synode: “Een deel van de gereformeerde predikanten looft en dankt God voor de vastberadenheid van de Synode en andere voorgangers spreken van de zondige beslissingen van diezelfde synode.” De kerk, het veiligste van ons leven, ’s Heren huis op aarde, staat te wankelen.”
“Toen ik vanavond thuis kwam uit Krommenie waar ik aan de tweede pose van het portret van de oude heer De Jong schilderde, hoorde ik van Krien[8] het ontstellende nieuws dat ds. Van ’t Veer vandaag plotseling overleden is. Hij moet maar weinige uren ziek geweest zijn. Die prediker was mij zo lief geworden. Ik hoorde pas nog zijn prediking in de Funenkerk. Deze dominee was waarschijnlijk openlijk met zijn aanklacht voor de dag gekomen tegen het gepleegde onrecht in onze kerken. Vanavond misschien had de kerkenraad de ban over hem uitgesproken. “In plaats van afgezet van zijn ambt, nu plotseling overgezet in de hemel.” Misschien was het lichaam door al de doorgestane emoties van de laatste tijd tot in de vezelen vermoeid. Die man was ons een leidsman. Een tedere en oprechte en eerlijk overtuigde leidsman. Een en al actie, een en al leven.”
Ik heb prof. Schilder gehoord in het Concertgebouw[9] tijdens een vergadering ter voorlichting van het gereformeerde volk over de kerkelijke strijd. In spoedvergadering wekten de predikanten unaniem alle ambtsdragers op om niet naar deze vergadering te gaan: Doe niet mee aan deze onkerkelijke en verkeerde actie! Ik moet wat doen. Een brief aan de kerkenraad schrijven. Positie kiezen. Als ik me in mijn oordelen en spreken stel tegenover de Synode, dus aan de zijde der bezwaarden, moet ik me tegenover mijn kerkenraad verantwoorden. In onze plaatselijke kerk is het, in tegenstelling tot andere plaatsen als bijvoorbeeld Rotterdam, nog niet tot een openlijke breuk gekomen. Was dominee Van ’t Veer blijven leven, dan was dat waarschijnlijk wel al het geval geweest. Na zijn sterven is nog een harde slag gevallen. De gemeente van Amsterdam moest weer in de rouw om het overlijden van haar oudste predikant, ds. Ferwerda. Ook dit was een plotseling sterven, nog plotselinger en ontstellender. Als de berichten daarover juist zijn (het is pas gisteren gebeurd), trof hem (wreed van zijn bed gelicht) een uur daarna de kogel.” (meer info op site Geref.kerken.info / 12.9.1944)
Van Driel laat mooi zien wat de preken van dr. M.B. van ’t Veer met hem deden. Ze raakten zijn hart en hij bewonderde de manier waarop van ’t Veer zich opstelde in de kerkelijke perikelen. Van Driel was een jonge kunst en reclameschilder, woonde in de Rivierenbuurt , vader van drie kleinen kinderen en in 1944, 35 jaar oud. Tegenwoordig zouden we zeggen dat hij een klik had met de 40 jarige van ’t Veer.
Daarnaast komt de vraag op hoe kan het dat midden in de verschrikkelijke Tweede Wereldoorlog een kerkscheuring plaats vond. Het dagboek van Daan van Driel geeft daarin trouwens een mooie inkijk. Naast alle verschrikkelijke uitvloeisels van de Duitse bezetting geeft van Driel zijn geworstel met de kerkelijke situatie weer. Op enkele plaatsen verwijst Veldman naar gebeurtenissen in de ‘gewone wereld’. Toch krijg je het idee dat er zich twee parallelle werelden afspeelden. De Duitse bezetting en de ideeën daarachter, waar van ’t Veer zich meerdere malen kritisch over had uitgelaten[10], ook al voor mei 1940, en een ander deel van het leven dat zich vulde met kerkelijke zaken, een synode, artikelen in kerkelijke bladen en vele vergaderingen her en der in het land. Een overzicht of tijdlijn waarin naast elkaar de belangrijke gebeurtenissen van de bezettingstijd en de kerkelijke gebeurtenissen staan, zou kunnen helpen om meer grip te krijgen op deze bizarre geschiedenis. Waarom trokken predikanten die het eens waren met dr. K. Schilder zich niet en masse terug van alle onenigheden en besloten daar na de oorlog op terug te komen? De ‘godsvrede’ in Amersfoort is daarvan een voorbeeld, toch ging men elders gewoon door met strijden op het kerkelijk erf.
Dominee D. Sikkel preekte op zondag 20 augustus 1944 in de Funenkerk en stond in zijn preek uitgebreid stil bij de plotselinge dood van zijn collega Van ’t Veer. “Dit getuigenis geven wij van hem: ‘hij heeft zichzelf niet gezocht’ “.[11] Dominee van ’t Veer stond dus bekend als een zachtmoedig man, iemand die verbinding zocht. Echter op de dag dat dominee van ’t Veer overleed, wilde de Amsterdamse kerkenraad vergaderen over de schorsing van de ‘rebelse’ ds. Van ’t Veer[12]. (pg 161) Veldman geeft helaas geen noot of een uitgebreid verslag van hoe dit in zijn werk was gegaan. De notulen van de betreffende kerkenraad zullen zich ongetwijfeld toch ergens bevinden. Het hoe en waarom komen we dus jammer genoeg niet te weten, alleen dat de vergadering werd afgelast. Het zou ons vandaag meer inzicht geven waarom het zo op de spits werd gedreven. Ter illustratie; van ’t Veer overleed 17 augustus en een paar weken later is het Dolle Dinsdag (5 september). En eind september vindt de Slag om Arnhem plaats.
Wanneer een biograaf zich verdiept in het leven van iemand die belangrijk geweest in het kerkelijke leven van zijn tijd, zijn er allerlei vragen die bovenkomen en je achteraf nieuwsgierig maken. Ik vroeg mij bijvoorbeeld af waarom gaat een jongen van 15, 16 jaar vanuit het Zeeuwse naar het gymnasium in Kampen? In Middelburg was een Stedelijk gymnasium, was deze niet christelijk genoeg of had Rien of Mars van ’t Veer al heel jong een roeping om dominee te worden?
Veldman schrijft uitgebreid over ‘heilshistorische prediking’, jammer vind ik het, dat een hedendaagse kijk op deze manier van preken ontbreekt. Toen we in 1980 in Amsterdam kwamen wonen hoorden we bijna wekelijks de vertolker van deze methode op de preekstel. Ds. C.J. Breen was wat dat betreft een Woordkunstenaar die in één preek de hele Bijbel kon doorwandelen van Genesis tot en met Openbaringen en dat dan altijd in het licht van Christus verlossingswerk plaatste. Maar hoe zit het met de nazaten van Schilder en van ’t Veer? Zijn we in onze tijd weer vervallen in een exemplarische prediking? Wat zeggen onze hedendaagse theologen hierover? Een commentaar hierop had in dit werk over van ’t Veer niet misstaan. Op pg 168 – 179 publiceert Veldman een aantal korte overdenkingen uit de Reformatie (1946/47). K. Schilder zorgde er voor dat deze korte beschouwingen van de overleden broeder van ’t Veer een breed publiek kregen. Wat zou een hertaling van deze stuikjes mooi zijn geweest. Het taalkleed is zo veroudert dat je zo’n stukje drie, vier keer moet lezen om de essentie tot je te laten doordringen.
Toen onze dominee bezig was het voorbereiden van een preek, bleek in één van boeken, uit de bibliotheek van zijn opa, een briefje te zitten van dr. M.B. van ’t Veer. Het was een bedankbrief aan de overgrootvader van onze dominee aan Teun Kooy in Zwijndrecht (geen gemeentelid dus in Amsterdam, zoals Veldman suggereert). Opeens krijgen we een mooi inkijkje in de persoon Mars van ’t Veer. Hij schrijft als vriend en bedankt uitvoerig voor een gasstel en zijdelings rept hij ook nog over de kerkelijke perikelen. Een paar dagen later is hij doodziek en sterft. Als de wat onleesbare 15/8 klopt, heeft Teun Kooy deze brief hoogstwaarschijnlijk gekregen toen van ’t Veer al gestorven was. De post was vast niet zo snel in die dagen. (HV pg 160)[13]
[1] In 1975 gesloopt (ontwerp van architect Tjeerd Kuipers), stond tegenover de molen van Brouwerij ‘t IJ
[2] Helaas door collega’s met weinig historisch besef in de oud-papierbak gedaan
[3] Over het optreden van de profeet Elia (uitgegeven in 1939)
[4] ‘Elia tredend voor de vierschaar Gods’, Student Faber (JF) zorgde dat deze uitgave er kwam met behulp van zijn aantekeningen en de preekschets van dominee van ’t Veer.
[5] De foto van dr. M.B. van ’t Veer op het schutblad, staat ook op de cover, maar dan in spiegelbeeld. Helaas ontbreekt de reden hiervan. Van ’t Veer kijkt ons als het ware vanuit de spiegel aan.
[6] ‘De tekenaar’ Dagboek Daan van Driel 1925-1992 (2013)
[7] In ‘De Tekenaar’ staan bij de verschillende aantekeningen geen data. HV vermeldt dat van ’t Veer na vier weken werd vrijgelaten, op 5 september 1942. In oktober is van ’t Veer ondergedoken. Bij van Driel lezen we dan ook een hele periode niets over hem. De bezetting en gezinsperikelen voeren dan de boventoon, maar ook verschillende keren de kerkstrijd.
[10] Hoofdstuk 4 bij HV, artikelen in het kerkblad over Jodenhaat
[11] Citaat: “Toegerust met bijzondere gaven tot den dienst des Woords, gesierd met een zachtmoedig karakter, waardoor hij saambinding zocht, was hij ons een vriend en broeder, een geliefde herder en leeraar.”
[13] Amsterdam 15/8/1944
Beste Teun,
Laat ik je eerst mogen bedanken voor de toezending van het gasstel. ’t Is een mooi ding – en Dien is er blij mee. Er moet wel iets veranderd worden, omdat de aansluiting juist aan den anderen kant zit, maar dat redden we wel. Pas Vrijdag is het aangekomen, dus het heeft er een week over gedaan. Maar het is er! – Dat is hoofdzaak. Ik weet niet of je nog een ander ook er mee gelukkig kunt maken, maar mijn broer zou heel graag zulk een hulp accepteren. Als het niet kan, dan natuurlijk niet, hoor, maar het zou kunnen zijn dat je later zei: had ik het maar geweten! Je zult misschien wel genoeg klantjes kunnen vinden! Mijn schuld gireer ik wel even.
We zitten kerkelijk nu midden in de ellende. Je kunt ook zeggen: in de reformatie! Kampen nam gisteren een goed besluit. De consequentie is zeker, dat de synode of het verband zal verbreken of de meerderheid zal afzetten. Bergschenhoek gaat ook apart. In den Haag-Voorburg zal men wel spoedig tot institueren overgaan. Dan zullen ook wij allen moeten spreken, zonder onnodig te wachten. Ik zag je Vrijdag niet in Den Haag?Laat ik je hartelijk mogen groeten. Veel wijsheid en beslistheid. En veel geloof.
Groeten ook van Dien en aan Adrie.
Je Mars
Vandaag, zondag 12 november was in Amsterdam de Klimaatmars. Na een boeiende preek over Exodus 32, onder het thema ‘van gouden kalf naar kruis’, trokken we met een groepje OPK-gemeenteleden naar de Dam. Daar hadden zich al duizenden actievoerders verzameld, met een keur aan ernstige, goedbedoelde en ook grappige leuzen. Omdat andere groepjes christenen vanaf de Westerkerk kwamen, hebben wij ons maar gewoon ingevoegd in de mars naar het Museumplein. Het Rokin ging wel erg schuifelend, maar voelde ook wel bijzonder. Voor Coos en mij was het de eerste keer om mee te lopen in een protestmars. In Amsterdam hebben we er best heel wat voorbij zien komen, maar tot op heden niet de behoefte of drang gevoeld om mee te lopen. Wie weet hadden we dat best wel eens moeten of kunnen doen, maar waarschijnlijk zit dat niet in onze aard.
Ik kan me de ‘antikernwapendemonstratie’ uit 1981 nog wel herinneren, bijna een half miljoen mensen trokken toen naar het Museumplein. Indrukwekkend, maar wij zagen de beelden om 8 uur gewoon op het journaal en hadden niet zoiets van, daar hadden we bij moeten zijn. De 85.000 (de nieuwssites melden dit getal) die vandaag op de been waren vallen wat dat betreft in het niet bij het aantal van 1981. Aan de andere kant is het voor een Klimaatdemonstratie bijzonder veel. Storend was wel, dat we eenmaal op het Museumplein waren aangekomen iemand uitgebreid iets stond te roepen over het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Gelukkig greep de organisatie in.
Wat maakte nu dat we onze zondagmiddag opofferden aan deze actie? Dat we voor het eerst aan zo’n massale protestmars mee deden? Wij zij niet van die geitenwollen sokken types toch? Een stukje vlees versmaden we daarnaast ook niet. Maar helaas zien we om ons heen wel ontzettend veel onnodige verspilling, op het gebied van voedsel, maar ook van kleding bijvoorbeeld. Ook het ongelimiteerd gebruik maken van het vliegtuig om op vakantie te gaan, het begon ons tegen te staan. Daarnaast zien en merken we aan het weer over een aantal jaren heen dat er echt grote veranderingen zijn. Groei, groei, groei… het is op veel punten doorgeslagen.
Het zijn maar een paar voorbeelden, maar met de jaren zijn ook onze zorgen gegroeid. Als we niet radicaal op verschillende fronten ingrijpen, zullen klimaatveranderingen een steeds negatievere invloed hebben op ons bestaan. Gelukkig zien we nog regelmatig een regenboog in de wolken en zijn we er vast van overtuigd dat God blijft zorgen, maar ook dat wij als mensen verantwoordelijk zijn voor klimaatveranderingen.
Ooit plubliceerde de Hoogeveensche Courant “groot nieuws”. Bij het slopen van oude pandjes aan het Haagje was, in een verborgen ruimte, een ‘van Gogh’ gevonden. Kenners bogen zich over deze unieke vondst en eerstdaags zou het schilderijtje worden tentoongesteld in het cultureel centrum ‘de Tamboer’. Een forse oploop op 1 april was daarop het gevolg. U snapt het al, het was een zeer geslaagde grap.[1]
Van Gogh had ooit in 1883 een tijdje in Hoogeveen gewoond. Aan de Pesserstraat staat een oud pand dat in 1883 een logement was van Albert Hartsuiker en geleerden hebben uitgezocht dat Vincent van Gogh daar ongeveer een maand gelogeerd heeft. Van Gogh maakte tochten rond Hoogeveen en schreef daarover aan zijn broer Theo. Achteraf gezien lijkt het allemaal heel bijzonder, maar dat is echt achteraf. In 1883 was Vincent een jongeman van 30 die leefde op kosten van zijn broer en zoekend was naar een weg in de schilderkunst. Hij was geïmponeerd door het landschap en probeerde dat te vatten in tekeningen, aquarellen en later ook in olieverfschilderijtjes. Hij was geen bekend persoon en in 1883 heeft niemand bedacht dat deze rondzwervende jongeman, ooit wereldberoemd zou zijn en dat er van over de hele wereld bezoekers naar het ‘van Gogh museum’ komen in Amsterdam.
Een week geleden ging ik met mijn beide dochters naar het Drents Museum in Assen, waar een grote tentoonstelling is gerealiseerd over de reis van Vincent van Gogh in 1883 naar Drenthe. Het was fantastisch om met beide dochters op stap te zijn, gezellig en ook educatief. De tentoonstelling is uiterst zorgvuldig ingericht en boeiend. Je krijgt een mooi inzicht in het leven van de jonge Vincent en dat zijn reis door Zuid-Drenthe blijkbaar van flinke invloed is geweest op zijn latere werk. Je kunt de vraag stellen of het niet teveel opgeklopt is, maar ondertussen is het wel mooi dat het grote publiek op deze manier kennis maakt met een kunstenaar in de dop. Vooral de werken van andere kunstenaars die rond die periode werkten in Drenthe (vooral op zandgronden), maken indruk. Overdrijving zit naar mijn idee wel een beetje in de randverschijnselen. Aan de rand van het rustieke plantsoen voor het museum staat met grote letters Vincent, als was het de handtekening van de schilder in kleuren uit zijn Franse periode. En wie even gaat googelen ontdekt dat er in Hoogeveen inmiddels een portret van vijf verdiepingen is geschilderd op een flat aan de Hoofdstraat. Van Gogh is vercommercialiseerd.
Toch was er ook nog iets raars. De bijschriften van de verschillende tentoongestelde werken waren niet aangebracht op een gemiddelde ooghoogte, maar een flink stuk daaronder. Je moet echt door je knieën, of heel erg voorover buigen. Op de vrijdag dat wij er waren was de gemiddelde leeftijd al gauw rond de zestig, bepaald onhandig dus die lage bijschriften. De lettergrootte was ook aan de kleine kant trouwens. Een suppoost vertelde ons dat we niet de eerste ‘klagers’ waren. Het antwoord op onze vraag was heel eenvoudig; zo kunnen rolstoelgebruikers alles goed lezen… Wij vonden dit maar een gekke oplossing, dat kan anders, met een fatsoenlijk gedrukt boekje wat ook in een rolstoel goed te lezen is.
Gelukkig is er in het prachtige museumgebouw een mooi restaurant, met heerlijke koffie. Deze ruimte is jaloersmakend voor veel andere musea denk ik.
Van Lelystad naar huis rijdend en nog nagenietend van het verrassende verjaardagscadeau, speelde het verhaal over van Gogh en het Asser museum nog door mijn hoofd. De ergernis over de lage bijschriften deden mij opeens denken aan het bezoek aan het prachtige museum aan de Amstel, H’ART tegenwoordig. Een goede vriendin wilde graag met haar zoon naar de tentoonstelling over Julius Caesar in de Hermitage. Die laatste naam ligt mij ook beter, waarom die mallotige verandering? Maar ook deze tentoonstelling was uitstekend verzorgd. De bijschriften hier en daar te vaag en soms naar mijn idee niet afgestemd op de gemiddelde bezoeker. Totdat we opeens ontdekten dat jaartallen een rare toevoeging hadden. Waar je bij Julius Caesar dacht aan de tijd voor Christus, stond hier v.g.j. en BCE. Enig speurwerk leverde op dat v.g.j. staat voor: voor gangbare jaartelling, Before (the) Common Era. Waarom is Christus opeens verdwenen in deze aanduidingen? Bang voor mensen die niets met ‘het kind in een kribbe’ hebben? Of is het een soort gelijkheidsstreven? Waarom toch die vreemde aanpassingen; bijschriften alleen voor rolstoelers, en 44 voor Christus inwisselen voor v.g.j.?
[1] Ik heb geprobeerd om dit verhaal zoals het in mijn geheugen zit, te verifiëren op Delpher. Helaas lukte dat niet. Mocht iemand meer informatie hebben over deze 1 aprilgrap, ik houd me aanbevolen.
Wanneer ik ’s morgens sinaasappels sta te persen, kijk ik vaak automatisch even naar buiten en scan de straat. Al bijna een half jaar mis ik onze overbuurman Fred. Hij staat niet meer te rommelen of te wassen bij zijn groene Toyota en we houden geen babbeltje meer over de kleinkinderen of een tochtje naar Groet. Op 20 juni, we waren net terug uit Frankrijk is Fred plotseling overleden. Fred was een van de bewoners in onze straat die al er sinds het begin woonden (eind jaren 70 vorige eeuw). Zij kochten de woning toen voor ongeveer 100.000 gulden, omdat ze nog een premie A-woning subsidie kregen. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat nog bijna een derde van de eerste bewoners nooit meer is verhuisd. Zes van de 33 woningen op ons ‘hofje’ worden inmiddels door één persoon bewoond en 15 van de 33 door twee personen. Meer dan de helft in onze straat woont dus ‘scheef’. Maar dat terzijde.
Fred zou vandaag 83 zijn geworden en wanneer we zondagmiddag gelukkig weer onze traditionele Boekweidonk-nieuwjaarsreceptie kunnen houden, zullen we hem missen. Het Parool en ook het Diemer Nieuws schonken ruim aandacht aan het sterven van deze markante Diemenaar. Jarenlang was Fred meester-stucadoor en toen dat niet meer ging, volgde hij zijn hart en ging doen wat hij altijd al had willen doen; schilderen. Vaak hebben we hem weg zien fietsen met een ingepakt doek achterop. Aan één van de grachten van Amsterdam zocht hij dan een plek voor zijn ezel en ging schilderen. Heel veel mooie plekken heeft Fred vastgelegd, maar nooit was het naar zijn idee goed genoeg en verkopen deed hij al helemaal niet. Gelukkig heeft zijn jongste zoon het plan, om een keer een tentoonstelling te organiseren van het werk van zijn vader.
Naast het schilderen had Fred nog een grote liefde, zijn Otten-caravan. Model Zwerver (1974 volgens Wikipedia) en de buitenkant nog gemaakt van masonite (met olie geïmpregneerd hardboard). Voordat Fred en Greet op vakantie gingen werd de caravan van stal gehaald en uitgebreid in gereedheid gebracht. Soms logeerde hij met een van zijn kleinkinderen een nachtje voor de deur. Door de jaren heen werd er steeds weer wat opgeknapt en de caravan heeft zelfs een keertje helemaal op zijn kant gelegen om het onderstel te vervangen. Vanwege corona en ook vanwege Freds afnemende gezondheid hebben we het sleurhutje al een paar jaar moeten missen. Fred wilde graag oud worden, minstens honderd. Maar hij leefde ook in de veronderstelling dat er na dit leven niets meer is. Voor hem dus geen uitgebreide begrafenis, maar wel een mooie kaart met prachtige herinneringen. In jaaroverzichten zullen we zijn naam niet tegenkomen, maar wij noemen Freds naam met ere.
2022 loopt ten einde, in onze vredige straat merken we weinig van allerlei crises. Op verschillende daken liggen inmiddels zonnepanelen en veel buren zetten toch ook maar hun verwarming lager. Langs de Weespertrekvaart staat echter nog steeds een stil protest tegen de oorlog in Oekraïne. De oorlog gaat nog steeds door en dat geeft zo’n triest gevoel.
2022 was ook het jaar dat de verbouwing en uitbreiding van onze Oosterparkkerk afgerond kon worden. Begin september was er een officiële opening waarbij het orgel prachtig werd bespeeld door Jeroen Koopman. Aan het eind klonk de 6e sonate van Mendelsohn (bewerking van het Onze Vader), dat ook in 1904 werd gespeeld toen de Doopsgezinden het gebouw in gebruik namen. Zaterdag 3 september was er een reünie en feest voor belangstellenden. Met dankbaarheid kijken we terug op het hele proces. De kerk is prachtig en nog steeds staan bezoekers versteld van de rust dat het gebouw uitstraalt. Helaas hebben we de ramen niet van dubbele beglazing kunnen voorzien, de monumentale status van het gebouw legt helaas allerlei beperkingen op. Gelukkig kunnen we het in de aanbouw op de ‘Open Ochtenden’ nog wel behaaglijk warm stoken.
Een paar weken terug waren we op bezoek bij vrienden in Duitsland. We hadden een appartementje gehuurd in Deideshem. Deideshem ligt midden in het gebied dat ‘Weinstraße’ heet. Het wemelt daar dan ook van de wijnhuizen en dorpjes met een Winzerverein. Heerlijk om daar inkopen te doen natuurlijk. Daarnaast is het ook een mooi gebied om te wandelen. Zondagmiddag liepen we ook even de Katholieke kerk van Deidesheim binnen, de enige kerk die open was trouwens. Steenkoud binnen, maar wel een deur met een prachtig papier. Zo is het maar net, zo gaan we ook het jaar uit en een nieuw jaar in. We weten ons gezegend door de Heer van hemel en aarde.