Categorie: geschiedenis

Leendert Valstar, een ‘vroege’ verzetsstrijder

Leendert Valstar 1896 – 1942

De medewerker aan de balie van het NIOD[1] had toch geen gelijk. In juni 1952 had de Amsterdamse gemeenteraad echt besloten om in Tuinstad-Slotermeer een groot aantal straten te vernoemen naar overleden verzetslieden[2] en nummer 20, van de 27, werd de Leendert Valstarhof[3]. Zo staat het in de analen van de gemeenteraad. Dat er vandaag de dag in deze straat een speciaal bord staat met een grote foto en tekst van de verkeerde Valstar, zette de NIOD-medewerker even op het verkeerde been. Die ‘verkeerde’ Valstar kende hij uit de archieven; een bekende verzetsstrijder, misschien had de gemeente zich wel vergist. Maar nee, de gemeente had zich niet vergist; ‘Stichting Geef Straten Een Gezicht’[4] had zich vergist.
Zij hebben de ‘Leendert Valstarhof’ opgesierd met een uiterst informatief bord over Leendert Marinus Valstar (1908 – 1944)[5], een Westlandse verzetsstrijder. Deze laatste is na de oorlog her en der vernoemd, omdat hij hoorde bij het gewapende verzet (LO/KP) en uiteindelijk op een wrede manier in september 1944 is gefusilleerd in kamp Vught, omdat de bevrijders in aantocht waren. Een min of meer begrijpelijke persoonsverwisseling, alhoewel als je in de straat gaat kijken zie je een blauw straatnaambord met de juiste Valstar en juiste info en enkele meters daarvandaan een bord met een pijprokende Valstar en hele andere geboorte en sterfdata. Niet het ‘gezicht’ van deze straat.

Leendert Valstar, van de Leendert Valstarhof, trad op 1 april 1917[6] in dienst van de gemeente Amsterdam afdeling Militaire Zaken, daarvoor was hij werkzaam op de secretarie van de gemeente Delft waar hij ook geboren was. In 1926 trouwt Leendert met Huibertje Hollaar, samen krijgen ze acht kinderen. In januari 1935 krijgen ze een tweeling, jongens, maar de ene sterft na twee maanden en de ander wordt net een jaar. In de zomer van 1936 wordt er nog een meisje geboren, maar deze zal haar moeder waarschijnlijk niet gekend hebben, want Huibertje overlijdt in oktober 1938. Vader blijft dus achter met zes kinderen, variërend in leeftijd van twee tot elf jaar, een zware opgaaf. Volgens een aantekening in het dossier van Stichting 1940-1945, versleet Valstar zeven huishoudsters, totdat zijn ongetrouwde jongere zus Dirkje, net tweeëndertig geworden, in januari 1941 orde op zaken komt stellen. Leendert en Huibertje hebben op verschillende adressen gewoond en volgens het bevolkingsregister vanaf mei 1934 op  Latherusstraat 17-huis. De huizen in deze straat dateren van rond 1930. Leendert werkte op het gemeentehuis en zal op die manier met vrouw en een paar jonge kinderen wel in de nieuwbouw in Noord terecht te zijn gekomen.

Wanneer in mei 1940 de Tweede Wereldoorlog uitbreekt is Leendert al gauw betrokken bij het verzet. Hij was inmiddels bevordert op het stadhuis tot commies[7]. Al snel na de capitulatie kwamen in het geheim ‘voormalige’ militairen (LOF[8]) bij elkaar om plannen te smeden voor de dag dat de Duitse bezetter verdreven zou zijn. Ze dachten na over arrestaties van NSB-ers, het herstellen van de orde en ook het beschermen van essentiële bedrijven. In Amsterdam-Noord was veel industrie, vooral scheepsbouw en Leendert zal waarschijnlijk een aantal zaken in kaart hebben gebracht. En als ambtenaar had hij ook nog het voordeel dat hij op het gemeentehuis allerlei gegevens bij elkaar kon sprokkelen. Chris Bührmann (werkzaam op het gemeentehuis van Diemen) schreef een boek over de organisatie waar hij bij betrokken was en waarvan ook Valstar deel uitmaakte[9]. “Als Commandant van Wijk II Groep Noord, was bij het oprichten van de organisatie opgetreden de reserve-Kapitein der Infanterie, L. Valstar. In December 1941[10] was Valstar door verraad gearresteerd. Bij zijn verhoor had hij steeds voorgewend op eigen gezag te handelen. Door deze wijze van optreden heeft hij Groepscommandant Noord en de hogere leiding veilig gesteld. Valstar is nimmer veroordeeld, doch men heeft hem niettemin naar Duitsland overgebracht, waar hij op 2 september 1942, in de leeftijd van 46 jaar, is overleden. (foto no. 18  L. Valstar)[11]

Waarvoor Valstar precies is opgepakt blijft onduidelijk. Bij het NIOD en ook het Stadsarchief zijn daarover geen dossiers. Wel vond ik, dat ook ene Henricus Rempe dezelfde dag werd gearresteerd, deze was ook betrokken bij het LOF dat in 1941 was samengegaan met de OD, de Ordedienst. Getuigenissen in het archief van St. 40-45 vertellen dat het werk bestond uit ‘het vormen van groepen en afdelingen om later als het nodig was alle grooten Gebouwen en Fabrieken te kunnen bezetten. (getuige Jansen, maart ‘48) K. Rempe (familie van H. Rempe, deze kwam ook om in een kamp) zegt in een getuigenis: “Wijlen de heer Valstar was niets te veel, zijn woorden waren altijd “alles wat ik tegen kan werken zal ik niet laten”. Volgens mij heeft hij dit ook trouw gedaan. Ik ben persoonlijk bij hem geweest dat hij onder moest duiken.”
J. Walsema schrijft een brief aan St. 40-45 en meldt dat Valstar is verraden door ene van der Star. “Veldhoen moest in het huis van bewaring verschijnen (Weteringschans, waar Valster was vastgezet) maar ontkende Valstar te kennen… wierp deze aan Veldhoen een blik van grote dankbaarheid toe.” “van der Star later WA en landwachter of SS. Hij wordt nog gezocht!”[12]
Tot medio april heeft Valstar in de gevangenis aan de Weteringschans vast gezeten en is daarna weggevoerd naar Kamp Amersfoort en twee weken later naar Kamp Weimar-Buchenwald. Buchenwald was een werkkamp en volgens de documenten werden de gevangenen zelfs betaald. Als “Verdacht illigaler Betätigung” was hij op 2 april 1942 als nummer 1000 ingeschreven, met S.D. Amsterdam als afzender.  De overlijdensakte van Leendert Valstar vermeld dat hij is gestorven op 2 september 1942, “Todesursache akute Colitis (Dickdarmentzündüng)[13]”. Op de Latherusstraat werden eind september een paar lage schoenen en een stel bretels bezorgd, de nalatenschap van vader Leendert. Of de 12,58 RM[14], wat overgebleven was van het werk van Leendert Valstar, ook werden afgegeven is onduidelijk
Op 10 september stond er al een overlijdensbericht in de Delftse Courant van de vader van Leendert. En een dag later had de Standaard (het gereformeerde dagblad) een overlijdensbericht van de Gereformeerde Mannenvereniging waarvan Valstar waarschijnlijk lid was. Men was dus best snel op de hoogte van zijn dood.

De zes kinderen Valstar waren nu wees. Tante Dirkje werd hun voogd en heeft de rest van de oorlog en ook daarna nog een aantal jaren, voor hen gezorgd. Toen een Rotterdamse vriendin haar om hulp vroeg om een Joodse man te verbergen, aarzelde ze niet. Ze schijnt gezegd te hebben, er wonen hier toch al zoveel mensen, die kan er ook nog wel bij. Zo kwam de bijna dertigjarige diamantslijper Tobias Leendert Bamberg in de Latherusstraat terecht. Theo was opgegroeid in de Transvaalbuurt in Amsterdam-Oost, zijn ouders, vijf zussen en een broer zijn allemaal weggevoerd en nooit meer teruggekomen. Eén nichtje van hem heeft het overleefd en werd na de oorlog opgenomen in het gezin Bamberg-Valstar. Dirkje nam de onderduiker na de oorlog mee naar de gereformeerde kerk, hij volgde catechisatie en in februari 1948 trouwden Dirkje en Theo. Ze kregen samen twee dochters, waarvan de oudste nog steeds in haar geboortehuis aan de Latherusstraat woont.

‘De erelijst van gevallenen’ in de Statenpassage van de Tweede Kamer vermeldt op pagina 723 de naam van Leendert Valstar[15]. Een onbekende verzetsstrijder, maar wel één die vanaf het begin van de oorlog begreep dat je je moest verzetten waar je kon. Door te zwijgen tegenover zijn ondervragers redde hij anderen het leven. Het lijkt maar een klein verhaal en doordat hij al in begin 1942 werd opgepakt, bleef zijn verzetswerk onbekend. Pas aan het eind van 1942 en in de loop van 1943 werd het verzet in ons land heftiger. In die zin was Leendert Valstar een voorloper. Daarom is het goed als in Slotermeer de Leendert Valstarhof zijn ‘gezicht’ krijgt.

Dan nog de vraag of Leendert en Leendert Marinus familie van elkaar waren. Gelukkig is er tegenwoordig van veel families een stamboom te vinden op internet, daarom toch maar eens zoeken. De gezamenlijke voorvader zit in de 18e eeuw. Claas Willemsz Valstar leefde van 1707 tot en met 1780, werd dus 73 jaar. Valstar is wel bij uitstek een Naaldwijkse familie. Jacob Valstar, de vader van Leendert was geboren in Naaldwijk en zijn hele voorgeslacht, waaronder veel tuinders, tot en met de betovergrootvader van Leendert, allen geboortig in Naaldwijk. Leendert Marinus Valstar was ook geboren in Naaldwijk evenals al zijn voorvaders. Alleen bij de gezamenlijke voorouder Claas Willemsz staat dat deze geboren is in de Oranjepolder. De Oranjepolder is een polder en voormalig waterschap in de gemeenten Maassluis en Naaldwijk.

De vergissing uit het begin van dit verhaal, is niet de enige. Wanneer je op Wikipedia[16] gaat zoeken naar Leendert Marinus Valstar, is er een goed verhaal over hem te vinden. Bij het verhaal staat geen foto van deze Leendert Marinus, maar een mooie foto van twee gemeentearbeiders met straatnaamborden, bestemd voor de nieuwe straten in Slotermeer. Maar ja, die straat is genoemd naar Leendert Valstar, niet die van het verhaal. Er staat zelfs aan het eind, dat er in Slotermeer een straat is vernoemd naar de verzetsstrijder in het artikel. Maar nee dus.

 

[1]  Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies

[2] “De behoefte aan namen voor overige de overige straten van Tuinstad-Slotermeer biedt de mogelijkheid, de bij ons reeds lang bestaande wens te vervullen, overleden verzetslieden in straatnamen te gedenken. De namen dergenen die wij U voor het eerste gedeelte van Tuinstad-Slotermeer daartoe voorstellen te kiezen, zijn ontleend aan opgave van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie.” Citaat uit het Gemeenteblad van 20 juni 1952. Op 27 juni werd aldus besloten, 27 gesneuvelde verzetslieden krijgen een straatnaam.

[3] Leendert Valstar, geboren te Delft 11 juni 1896, overleden in kamp Buchenwald 2 september 1942

[4] De Stichting heeft toegezegd dat het wordt aangepast, wanneer er een juiste foto beschikbaar is.

[5] Over hem is op Wikipedia meer te vinden. Zie noot 16.

[6] Gemeente Amsterdam meldt dit op de vraag van Stichting 1940 -1945. Deze Stichting kende na de Tweede Wereldoorlog uitkeringen toe aan weduwen en wezen waarvan de man of vader was omgekomen in het verzet tegen de Duitse overheersers.

[7] Commies is een voormalige ambtelijke rang in Nederland. Het gaat om een administratieve ambtenaar van middelbare rang, lager dan een referendaris, maar hoger dan een klerk (bron: Wikipedia).

[8] LOF = Legioen Oud-Frontsoldaten

[9] “Het Algemeen Hoofdkwartier maakt bekend……” In het archief van NIOD bevindt zich een afschrift van het niet gepubliceerde manuscript.

[10] Moet zijn 9 januari 1942

[11] Foto niet aanwezig in het archief van NIOD

[12] Dossier over Leendert Valstar van Stichting 1940-1945, in het Nationaal Archief te Den Haag

[13] Doodsoorzaak: acute colitis (ontsteking van de dikke darm)

[14] Reichsmark (R.M.)

[15] Op pagina 724 staat Leendert Marinus Valstar vermeld.

[16] https://nl.wikipedia.org/wiki/Leendert_Valstar

opa Fake, opoe Liebigje en AI

Kunstmatige intelligentie of artificiële intelligentie (AI) begint steeds gewoner te worden. Terzijde opgemerkt dat de meeste mensen spreken over AI en niet de hele term uitspreken vanwege zijn onuitspreekbaarheid en de afkoring KI is nooit echt ingeburgerd voor kunstmatige intelligentie. Ik ben er trouwens wel voorstander van om alleen de Nederlandse term te gebruiken. In het praatprogramma ‘Eva’ zat Alexander Klöpping weer eens aan tafel. Hij weet alles, nou ja, bijna alles, over kunstmatige intelligentie en liet zien hoe hij na een lezing op een school feedback kreeg van ‘AI-programma’, dat via een microfoontje meegeluisterd had. Indrukwekkend en zeker hier en daar zeer goed ter zake. Klöpping liet bijvoorbeeld ook zien hoe kunstmatige intelligentie inmiddels op een slimme manier psychologische hulp kan geven. Word ik er bang van of verontrust het? Moeten we er ons tegen verzetten? Soms zijn simpele antwoorden niet zomaar te geven.

Ooit vond ik het overdreven dat het hoofd van onze school iets begon met computers. Bij het katholieke administratiekantoor volgden we (min of meer verplicht) onze eerste cursussen op een computer. We gebruikten in die tijd nog van die slappe floppy’s. Later werden ze kleiner, met een schuin hoekje. Op de rommelkamer heb ik her en der nog stapeltjes liggen. Geen idee of er nog wat op staat en hoe ik het er af zou moeten krijgen… ‘Error’, dat was voor ons in die begintijd wel een heel belangrijke term en we hebben zeker veel fouten gemaakt. Uiteindelijk wende het, kochten we ook voor thuis een computer en nu in 2025 weten we niet beter. De grote kasten en beeldschermen werden een simpele laptop, waarop ik nu mijn blog kan invoeren. Verandering, het is blijkbaar niet tegen te houden en we raken er snel aan gewend. Waar we in het begin nog morele en ethische bezwaren zagen, maken we er nu volop gebruik van. Onze grootouders zouden er niet veel van begrijpen, dat is zeker.

Gezin Fake Wimmenhove in 1928 (ws)

Het zijn van die gedachten die bij mij opkwamen toen mijn broer de foto van opa Fake en opoe Liebigje ‘door AI had gehaald’. Waar het dus al niet goed voor is. Afgelopen weekend waren we namelijk met broer, zus en schoonzus op het Drentse platteland. Broer had twee oude fotoalbums meegenomen, die ooit door onze moeder zijn volgeplakt met foto’s uit de ‘blikken doos’. Die doos was best bijzonder, die kwam zo nu en dan op tafel en dan moest va of moe vertellen wie het allemaal waren op die foto’s. Trouwfoto’s van ooms en tantes, oude schoolfoto’s, foto’s van onderduikers Frans en Gijs, enzovoort. Intrigerend en de verhalen erbij maakten indruk. Eén van de mooiste foto’s uit die doos, is er één met onze grootouders en hun gezin. Voor zover we konden achterhalen is de foto gemaakt bij het 25-jarig huwelijksjubileum van onze grootouders. Thuis spraken we trouwens altijd over opa en opoe. Opa Fake woonde toen we klein waren bij ons in, maar je kunt het ook omkeren, wij als gezin woonden bij hem in. Toen onze ouders trouwden in oktober 1942, gingen ze bij de ouders van onze vader inwonen. Zijn oudere broer Harm woonde er ook nog , dus dat werd toen een heel huishouden. Mijn oudste zus en broer werden in de oorlog geboren, allemaal in dezelfde woning. Kort na de oorlog overleed opoe Liebigje, ze had waarschijnlijk Parkinson (de ‘bibberziekte’ zegt mijn zus). Op de trouwakte van mijn ouders zet ze dan ook niet haar handtekening, ze kan het niet meer; vanwege hevig beven. Op een oudere akte is haar naam wel te vinden en is te zien dat de k’s van Kikkert (haar familienaam) alle kanten opgaan.
Als de foto echt in 1928 is genomen (fotograaf met een driepoot, die onder een zwarte doek kroop), dan zijn opa en opoe allebei 53 jaar, ze waren beide geboren in 1874. Van links naar rechts: ‘kleine’ oom Harm (14), tante Hennie (19), onze vader Roelof (11), ‘grote’ oom Harm (23), tante Manna (17) en tante Marie (zittend, 21). Als zwart-wit foto is hij al heel bijzonder, maar nu in kleur geeft het meer leven. Ze kijken allemaal behoorlijk streng op deze foto, maar misschien was dat vanwege de lange sluitertijd, je moest natuurlijk wel strak naar de fotograaf blijven kijken.

Opa Fake woonde dus bij ons in. Een bed, een stoel en een kachel met daarnaast op de grond het spuugbakje. Met een mooie boog kwam daar het bruine drap van zijn pruimtabak in. Eind 1964 is hij gevallen en brak zijn heup. Omdat mijn moeder hem niet kon verzorgen, is hij de laatste weken door tante Marie verzorgd. Op zondagmorgen na kerktijd gingen we dan bij hem op bezoek. “Ooh, bin ie der ientie van Roelef…” Een eigenzinnige man moet het geweest zijn, hij joeg een keer Duitse soldaten van het erf die op zoek waren naar onderduikers. Als mijn moeder druk was en hij niet snel genoeg zijn eten kreeg, dan sloeg hij met zijn lepel op de rand van zijn bord en riep: “Jantie, eet’n…”

NB Op radio Klassiek kwam een item voorbij over ‘de Boom van het Jaar-verkiezing 2025’. Nu onze oudste broer niet meer thuis kan wonen vanwege zijn ziekte, heb ik de ‘beroemde es’ waar hij altijd liefdevol over sprak genomineerd. Ik kon alleen niet uitvinden op wiens grondgebied deze boom staat. Maar er is vast een bloglezer die mij verder kan helpen. (zie blog: Geboortegrond)

Trump, Mankes en Grote Zwartrok

Het zijn aan de ene kant zeker verwarrende tijden. De Amerikaanse president die samen met zijn vicepresident Europa de gordijnen injaagt en steeds meer rechtse partijen die groter worden in ons werelddeel. Het voelt hier en daar best angstaanjagend. Wat zal er met ons land gebeuren? Moeten we vrezen voor verschrikkelijke puinhopen als in Oekraïne of Gaza? Met kramp in mijn lijf heb ik zitten kijken naar het geraaskal van Trump en zijn vicekompaan tegen Zelensky. Sommige commentatoren duiden het als een puberale ruzie, maar dat was het niet. Het was niet de president van Oekraïne die ruzie maakte, hij bleef zo rustig mogelijk, terwijl hij als een klein jongetje werd afgeblaft. Wat een tenenkrommende, walgelijke en schofferende vertoning. Dat doet terugverlangen naar een weldenkende president als Obama. Het slappe gepraat aan talkshowtafels voegt ook al niets toe. Had ie maar een tolk mee moeten nemen…, had ie maar Trump een vetleren medaille opgespeld…, had ie maar naar Mark Rutte moeten luisteren. Gelukkig is er nog Derk Sauer die stevige taal weet te spreken in Het Parool.  Europa, gedwongen om nu eindelijk toch  maar eens samen te werken, roept om extra bewapening, honderden miljarden moeten er geïnvesteerd worden volgens mevrouw Von der Leyen.

Mankes laatste zelfportret

Vorige week waren we in Museum Arnhem, waar deze maanden een prachtige overzichtstentoonstelling is van de veel te jong gestorven schilder Jan Mankes (1989 – 1920). Tegen alle zogenaamde moderne stromingen in, schilderde Mankes in zijn tijd gewoon figuratief. Het leverde prachtige verstilde schilderijen en grafiek op. Mankes trouwde in 1915 met Anne Zernike, de eerste vrouwelijke dominee van Nederland. Ze hadden elkaar gevonden in hun afkeer van uitbuiting, geweld en de liefde voor de natuur. Ooit op de PA maakte kunstgeschiedenisdocent Willem Meijer ons enthousiast voor de voorlopers van Henk Helmantel en Mankes behoorde daar zeker toe.
Op één van de wanden in Museum Arnhem staat een uitspraak van Jan Mankes uit 1914. “Alleen als het Christendom nog eens waarlijk ontdekt mag worden [….] zullen we als vanzelf de wapenen niet kunnen grijpen.” Een uitspraak om over na te denken en op te kauwen, zeker in het kader van de huidige onrustige politieke tijden. Wat zou het bijzonder zijn wanneer Poetin, Trump en ook de leiders van Europa, zich werkelijk iets gelegen zouden laten liggen aan een evangelie van vrede, verzoening en vergeving. Jan Mankes en zijn vrouw leefden in een tijd dat Europa volop in brand stond. Tijdens de eerste Wereldoorlog sneuvelden miljoenen onschuldige mensen. Nederland was neutraal, maar werd wel overspoeld door vluchtelingen. Mankes wist dus van oorlog en wat voor verschrikkingen dat met zich meebracht. Een andere tijd was het ruim honderd jaar geleden en Nederland hield zich zogenaamd neutraal; ondertussen verdiende het wel miljoenen door zowel met Duitsland als met de geallieerden stiekem handel te drijven. Vandaag verdringen de lobbyisten van de  wapenfabrikanten zich bij de voordeur van Defensie. Maar moeten we dit willen?  Heeft de boodschap van de Gekruisigde niet een veel sterkere boodschap? Gisteren haalden we een askruisje; “Stof ben je en tot stof zul je weerkeren.” Waarvan akte.

Hoe moeten christenen vandaag reageren op de nu weer ontstane wapenwedloop? Moet ons land perse het defensiebudget op hogen? Moeten we weer munitiefabrieken gaan bouwen? Dringende vragen en ik weet ook niet zomaar het antwoord. Maar de zachtaardige schilder Mankes zet wel aan het denken en ondanks het feit dat hij maar dertig werd, liet hij een schitterend oeuvre na. In Oranjewoud is trouwens een ander deel van zijn ouvre te bewonderen.

Nog een paar kanttekeningen bij de houding van de VS en zijn president. Sommige kranten wezen terecht op de geschiedenis in dezen. De houding van de VS voor WOII was al niet anders. Omdat Japan de VS aanviel en Hitler samenspande met Japan, ging men in de Verenigde Staten overstag. Maar een land als Polen trof toen hetzelfde lot als Oekraïne nu. Polen werd gewoon weggegeven aan Stalin, met alle gevolgen van dien. De Europese landen waren nog aan het bijkomen van WOII en konden dus niet veel betekenen. Laten we dus niet verbaasd zijn.

Pater De Smet tussen zijn vrienden, de Plathoofdindianen.

De volgende kanttekening komt uit een documentaireserie van Arnold Hauben. In ‘De Helden van Arnout’ reisde hij onder andere de Vlaamse missionaris Pieter-Jan De Smet, bekend als Grote Zwartrok, na. Via de ‘Oregon trail’, een eeuwenoud pad richting de Rocky Mountains, gaat De Smet naar de Plathoofdindianen. Hauben reisde hem, tweehonderd jaar later, na en ontmoet in een reservaat (te gek om over na te denken) een achterkleinzoon van het stamhoofd dat indertijd vriendschap sloot met pater De Smet. Zittend aan de rivier praten ze samen over het verleden. Op de vraag van Arnout Hauben wat de voorouders van het huidige stamhoofd anders hadden moeten doen, zegt het stamhoofd: “Ze hadden een ander immigratiebeleid moeten voeren!”
Voor wie weinig van de geschiedenis van de oorspronkelijke geschiedenis van de Indianen weet, kan op internet veel vinden. Lees het boeiende artikel op “De Katholieke Contrareformatie in de 21ste eeuw” over pater De Smet. Huiveringwekkend hoe men toen medemensen uitroeide  en marginaliseerde, er is onder Trump niet veel veranderd lijkt het.

Dacia

Op 20 december schreef ik een blog onder de titel: ‘geboortegrond’. We sloten ons reisje door het noorden van het land af met een bezoek aan het Drents Museum. Jazaker, hetzelfde museum dat afgelopen weekend zo in het nieuws was. De reden was de boeiende tentoonstelling over de Hoogeveense kunstenaar en schrijver Albert Steenbergen. Broer Henk had mij geattendeerd op het boek dat bij de tentoonstelling hoorde en wees mij er op dat het bij ‘De Slegte’ al in de aanbieding was. Een boeiend boek, met een goed overzicht van het leven en werk van de Hoogeveense kunstenaar.
Omdat we eerst de kunstwerken van Steenbergen hadden bekeken kwamen we min of meer aan het  eind terecht van de vaste tentoonstelling ‘Labyrinthia’. De zalen over de turfwinning waren mooi vormgegeven en maakten duidelijk wat voor impact de turfwinning in ZO-Drenthe heeft gehad. Een volgende keer gaan we de hele tentoonstelling nog eens bekijken.
Na de lunch zijn we afgedaald in ‘Dacia – Rijk van goud en zilver’. Bij Dacia had ik alleen maar een beeld van een goedkope Roemeense auto. De tentoonstelling krikte ons kennisniveau gelukkig flink op. Omdat we niet zoveel tijd hadden, zijn we er vrij snel door heen gegaan. Gelukkig heb ik wel een foto gemaakt van de beroemde gouden helm van Coțofenești uit circa 450 voor Christus. Achteraf gezien dus best bijzonder, want inmiddels hebben de dieven deze helm laten onderduiken of zelfs omgesmolten. De topstukken waren best bijzonder, maar we hadden wel indrukwekkender tentoonstellingen in de ondergrondse zaal gezien. Er was heel veel schriftelijke info en ook werden jonge bezoekers gestimuleerd om zelf sieraden te maken. Wel mooi om een vergeten volk op deze manier weer voor het licht te brengen. Dacia (of Dacië) was een groot rijk in het huidige Roemenië.  (500 v.Chr. tot ongeveer 250 n.Chr.) Omdat de Romeinse keizers zich belaagd voelden door dit rijk en ook uit was op hun grondstoffen (goud) ging keizer Trajanus de strijd aan. Hoofdstad Sarmizegetusa werd met de grond gelijkgemaakt en de bewoners werden of gedood of tot slaaf gemaakt. Trajanus maakte zijn werk af door Dacia volledig te romaniseren. Daarmee verdween Dacia  min of meer in de nevelen van de geschiedenis.
In die zin is het verhaal over Dacia, waar dus ook die prachtige helm een onderdeel van is, een waarschuwing. Kijk naar wat er op dit moment gebeurd in Congo. Rebellen trekkend moordend vanuit Rwanda het land binnen, met als uiteindelijk doel; de grondstoffen. En hoe vaak was het in onze eigen vaderlandse geschiedenis de zoveelste zwarte bladzijde; grondstoffen uit Suriname, uit Indonesië en zoveel andere landen. Vaak ging dat gepaard met bloedvergieten, onderdrukking van de oorspronkelijke bevolking en het uitbuiten door slavernij. Het verhaal van de Daciërs is dus een spiegel voor ons vandaag. Waarbij ook moet worden aangetekend dat de koningen van Dacia ook geen lieverdjes waren.

NB Het laatste nieuws is dat er verdachten zijn opgepakt, maar dat de helm nog niet gevonden is. (29-1-2025  :  22.42)

Nog één keer: de kerk

“We moeten erkennen dat reformatie niet ergert, maar nodig is”. Eén van de reacties die ik kreeg op mijn vorige blog, ik pleitte daarin voor veel meer eenheid tussen kerken. Ikzelf ben niet meer zo van ‘zoek de verschillen’ en als het er te veel zijn, gaan we uit elkaar. Dat kan natuurlijk aan mij liggen, misschien een beetje conflict mijdend? Maar goed, in mijn vorige verhaal heb ik redelijk duidelijk uitgelegd wat er voor mij aan schort. En natuurlijk gun ik iedereen wel zijn eigen kerkje, als je daar gelukkig van wordt, wie ben ik om het een ander te ontzeggen. Maar geef dan niet af op anderen, zij die volgens jou gedoemd zijn en op duidelijk aanwijsbare punten een weg bewandelen die ten kwade is. Je bestaansrecht ligt er toch niet in dat je bij anderen aanwijst wat daar fout is en dan concludeert; zo niet bij ons?! Wij bestaan, omdat anderen het allemaal bij het verkeerde eind hebben…

Zo nu en dan beluister ik de podcast van het Nederlands Dagblad; ‘Dick & Daniël Geloven het Wel‘. Nr. 180 is een uitermate boeiend gesprek met twee broeders uit de Gereformeerde Gemeenten. Ds. Willem Visscher en ouderling Ton van der Schans gaan op een zeer plezierige manier in gesprek met de twee ND-redacteuren (beide afkomstig uit de Gereformeerde Gemeenten). Als buitenstaander heb ik natuurlijk maar een beperkt beeld van dit kerkverband. In mijn begintijd als schoolmeester hadden we leerlingen uit de Gereformeerde Gemeenten op school. Ze wisten veel over de Bijbel en er was een leerling die mij ondervroeg over mijn staat van bekering. Ik had namelijk verteld dat ik, wanneer het Heilig Avondmaal werd gevierd bij ons in de kerk, ik daar ook aan mee deed. Ik wist mij uit genade een kind van Christus. Ik zag de sceptische blik van de vierdeklasser. Later op ouderbezoek leverde dat een boeiend gesprek op, maar zeker ook veel herkenning. Oh ja, op zaterdag kom ik ook broeders en zusters tegen van de GerGem, zij verkopen groenten en kaas op het Diemerplein. We herkennen elkaar als gereformeerden en wisselen wel eens wat uit, dat is mooi.

Augustinus van Hippo

De beide geïnterviewde broeders in de ND-podcast hielden de luisteraar voor, toen het over de kerk ging; lees Augustinus (354 – 430). En bij dat laatste dacht ik, ja dan vallen veel verschillen weg. Geen idee in welke kerk Augustinus vandaag zou hebben gezeten, maar hij kende de worsteling met het geloof tot in zijn tenen, maar hij wist ook wat ons samen bindt! In zijn tijd nog geen GerGem, geen NGK of PKN, maar zeker discussies en verschillende groepen in de kerk. Ds. Visscher vatte aan het eind van het gesprek het nog eens een keer goed samen: “Het gaat om Christus en zijn gerechtigheid, dat is de kern”. Ik kon alleen maar ‘amen’ zeggen. De conclusie van het interview is voor mij, de kerk van Visscher en van der Schans is schriftuurlijk en bevindelijk. Laat onze kerk nu ook schriftuurlijk en bevindelijk zijn, we hebben de G in ieder geval gemeenschappelijk. En gelukkig zijn er honderden en honderden kerken in ons land die dat ook zijn, er naar leven en het elke zondag ook uitzingen en hardop zeggen.

Afgelopen week draaide in onze dorpsbioscoop een bijzondere film. Met z’n vijven gingen we naar de film ‘Conclave’. Jaren terug had ik al eens de bestseller van Robert Harris gelezen. Een uitermate spannend en boeiend boek. Voor wie van de roomse liturgie houdt is het een zeer onderhoudende film en met alle intriges erbij is het interessant en spannend. Er gebeurt van alles, maar uiteindelijk loopt het toch net weer anders dan je gedacht had. Heel mooi is aan het eind een toespraak van outsider kardinaal Benitez tegen een kardinaal die zichzelf uiterst geschikt vindt om de nieuwe paus te worden: “Wat weet jij van oorlog? Ik heb in Kaboel de rijen met doden en gewonden gezien, christenen en moslims. Als je zegt dat we moeten vechten, waar denk je dat we tegen vechten? Waar je tegen vecht is hier, in je hart, in elk van ons. We moeten niet toegeven aan haat, als we spreken van ‘kanten’, in plaats van te spreken voor elke man en vrouw. We lijken alleen maar bezig met onszelf, met Rome, met deze verkiezingen, met macht, maar deze dingen zijn niet de kerk. De kerk is niet de traditie. De kerk is niet het verleden. De kerk is wat we nu gaan doen.” Toen ik dat hoorde moest ik weer denken aan mijn blog. “De kerk is niet de traditie. De kerk is niet het verleden. De kerk is wat we nu gaan doen.” Wat een prachtige uitspraak. De kerk is een verzameling zondige en gebrekkige mensen, maar al die mensen mogen  wel samen het lichaam van Christus vormen. Juist in zo’n kerk horen hoeren en tollenaars thuis, homo’s en lesbiennes, bajesklanten en verslaafden. In zo’n kerk voeren ook zusters het woord en staat de deur voor iedereen open.

Vorige week kwam ik na een interessante bijeenkomst over het archief van George Puchinger, in de VU-bibliotheek een (oud)ouder van Veerkracht tegen. Voorganger geweest, maar inmiddels met emeritaat. Tja, voegde hij mij toe, ook bij de gereformeerden gaat het bergafwaarts, hij noemde verschillende voorbeelden. Gelukkig sloten we het gesprek goed af. De emeritus eindigde namelijk met een boeiende parabel.

Komt een man bij de hemelpoort. Hij vraagt aan Petrus: “Zijn er ook gereformeerden binnen?”
“Nee”, zegt Petrus, “er zijn geen gereformeerden”.
“Maar zijn er dan Lutheranen binnen?” “Nee, geen Lutheranen”.
“Maar dan zijn er toch wel broeders en zusters van het Leger des Heils binnen? Zij deden zo veel voor de armen en verslaafden?” Opnieuw moet Petrus ontkennend antwoorden.
“Maar ik hoor wel mensen, het lijkt wel of er feest is…?”
“Ja”, zegt Petrus, “dat zijn zij, waarvan hun kleren zijn gewassen in het bloed van Christus!”   (Hebreeën 9:14 )

PS op irritatie-top 2024

Eén van de waarschijnlijk blijvende ergernissen, ook in 2025, is wel de kerkelijke verdeeldheid. Gelukkig kwamen er in 2024 twee heel kleine gereformeerde kerkgenootschappen weer bij elkaar. De DGK en de GKN, beide afsplitsingen van de voormalige GKv. In beide zit gelukkig een G. Maar uiteindelijk, en dat klinkt misschien negatief, blijft het gerommel in de marge. Waarom zijn er geen acties, ook vanuit deze twee kleine kerkgenootschappen, om zich te voegen bij de NGK of de HHK of de CGK? En waarom is het streven om een samengaan van NGK en CGK inmiddels volledig van de baan? Waarom sluiten we ons toch steeds op in ons eigen gelijk? Het samengaan van GKv en NGK was immers een mooie stap op weg…. Natuurlijk zie ik alle tegenwerpingen al voor me, maar de gemiddelde leden van deze kerken hebben vaak geen idee wat nu echt de verschillen zijn.
Wanneer ik tijdens een ‘Open Ochtend’ in de kerk met willekeurige bezoekers in gesprek kom, is het best lastig uit te leggen van welke ‘denominatie’ de Oosterparkkerk is. Hoog op de gevel staat nog steeds dat het gebouw van de ‘Doopsgezinde Gemeente’ is. “En wat zijn jullie dan, als je dat dus niet bent?”, is vaak een vervolgvraag. Uiteindelijk leg ik maar gewoon uit dat we een kerk zijn waar we geloven in de opgestane Christus, Jezus Gods Zoon. Dat zijn levensreddende boodschap centraal staat in vieringen en in het leven van hen die Hem willen volgen en in Hem geloven. “Ja, dan zijn jullie gewoon een PKN!?”, is soms een vervolgopmerking.  Nog maar eens uitleggen dat er kleine verschillen zijn en dat daar een geschiedenis van veel kerkstrijd aan vast zit… Een tijdje terug kwamen bij een kop koffie, de jaartallen nog weer een keer voorbij; 1517, 1648, 1814, 1834, 1869, 1886, 1892, 1944, 1967….. Een nogal verdrietig makend rijtje, maar de gesprekspartner vond het best  interessant.
Fred van Lieburg, directeur van het Historisch Documentatie Centrum van de VU maakte in 2023 een vernieuwde kerkenstamboom. Voor de liefhebber geweldig natuurlijk. Maar ook ergerniswekkend, dat christenen het niet voor elkaar krijgen om op één lijn te komen. Moeten we maar blijven verzuchten dat het een vrome wens zal blijven tot Jezus wederkomst? Zou het voor de buitenstaander iets uitmaken of er nu één soort kerk is of honderd verschillende?

In het besef dat onze goede God ook in 2025 met ons meegaat, of we nu wel of niet een noodrantsoen in huis hebben, laten we als kerken maar zoveel mogelijk eenheid uitstralen. En wat zou het geweldig zijn als eens het begin van het schema, aan het eind gewoon terugkeert.

Het ga u goed!

 

 

Irritatie-top 2024

Eén van de grootste ergernissen het afgelopen jaar is het verschijnsel de ‘fatbike’. Amsterdam is er werkelijk van vergeven. Rijden we hier achter de Boekweitdonk af, naar het Reigerpad dan suizen ze je van links voor je neus langs of het niks is. Ook richting het fietspad langs de Weespertrekvaart of de Gooiseweg, ze trekken zich niets aan van andere fietspadgebruikers. Vaak met een donkere hoodie over hun hoofd en gemiddeld al snel boven de 30, terroriseren ze de rest van de fietspadbevolking. Op andere momenten scheuren jonge gasten, nog geen vijftien, liefst met z’n tweeën op zo’n gevaarte, alle stoplichten negerend, al slingerend door het verkeer. In het begin denk je nog, leven en laten leven. Maar ik schrik, ben afgeleid en krijg de neiging om tegen ze te gaan schreeuwen.
Advies aan PVV-minister Madlener, alle berijders van een fiets met motor en batterij; verplicht een helm! Dikke banden, dunne banden, niks geen onderscheid; allemaal aan de helm. Ik denk dat het dan snel afgelopen is met de fatbiketerreur. Een aantal jaren terug vestigde zich een Amerikaanse firma ‘Super73’ zich hier achter op het industrieterrein. Citaat van Wikipedia: “De Super 73 wordt gebouwd in onze fabriek in Californië . We maken ook gebruik van lokale leveranciers om de economie van Zuid-Californië te ondersteunen. We zijn voorstanders van licht elektrisch vervoer waarmee mensen zich veilig en snel kunnen verplaatsen. Zolang het maar milieuvriendelijk en duurzaam is.”  Sympathieke uitspraak, maar helaas maken onze Nederlandse jongeren, en inmiddels ook flink wat ouderen, daar misbruik van.

Wat heb ik genoten van de prachtige tv-serie van de drie Belgische mannen die wandelen door Nederland. Eerder al waren dwars door België gewandeld naar Maastricht om daar het Pieterpad te volgen. Het leverde prachtige tv op. Het wandelen nog lang niet moe, togen ze opnieuw op pad, nu namen ze vanuit Noord-Friesland het Diagonaalpad. Het levert het soort televisie op, waar je op kunt herkauwen. Prachtige beelden van gebieden in Nederland waarvan je niet wist dat het er was. Aanvoerder Arnout Hauben treedt de mensen die ze tegenkomen op zo’n eerlijke manier tegemoet, dat er in de meeste gevallen mooie, soms zelfs diepzinnige gesprekken ontstaan. Niks gekunsteld, maar leerzaam. Niks polariserend, maar verbindend.
Waarom zijn er maar zo weinig van dit soort onderhoudende programma’s op onze buis? Wat een flauwekul er allemaal voorbij komt, het is haast te begrijpen dat onze huidige regering de budgetten voor de omroepen drastisch wil verlagen. Waar blijft een echt boekenprogramma, waarin lezers en auteurs voor het voetlicht komen en dat aanzet tot een gang naar de betere boekhandel…? Waarom worden de echt interessante programma’s weggedrukt naar de marges van de uitzendschema’s? Waarom zijn prachtige programma’s vaak niet terug te kijken? “Terug kijken wordt niet ondersteund voor dit programma” Zo’n opmerking boven in mijn beeld levert echt ergernis op.

Eigenlijk best wel geinig om van een afgelopen jaar het agenda nog eens door te bladeren. Ikzelf zet er niet alleen maar mijn afspraken in, maar ook verjaardagen, sterfdata en regelmatig noteer ik bijzondere gebeurtenissen. Soms neem ik die over in een volgend agenda, om daar op de betreffende datum toch nog een keer bij stil staan. Eén van de vervelendste dingen was wel het verstopt raken van de afvoer. De eerste keer hadden we kleinzoon Teun te logeren en het was zondag. Dus toch maar een nooddienst gebeld. Gelukkig konden die de verstopping min of meer verhelpen. Helaas hebben ze toen zitten knoeien met de hangende wc-pot.
Helaas was dit nog maar de eerste keer, in juli was het weer raak. Nu moest er zelfs een cameraman aan te pas komen. Omdat beneden de wc-pot niet demontabel meer was, moest het via de badkamer. Uiteindelijk bleek de rioolbuis net bij de buitenmuur afgebroken; verzakking. Gelukkig was het allemaal te herstellen. Achteraf waren de loodgieters toch te snel en vergaten vanaf de breuk de zaak even door te spoelen naar de straat. Paar weken laten toch weer gebubbel en moest de oprit weer open. Na een flinke spoelbeurt was het probleem uiteindelijk opgelost. Gelukkig kon ik zelf de wc-pot repareren, maar frustrerend was het wel.

Een andere ingrijpende gebeurtenis is het aanstaande vertrek van onze dominee. Na nog geen zes jaar gaat Marinus de OPK verlaten. Het is zoals het is en we snappen zijn overwegingen. Zijn werk aan de Theologische Universiteit Utrecht zal vast tot zegen van de kerken zijn. Het is dan wel geen ergernis of irritatie, maar het voelt wel als verdriet. Tijdens de coronaperiode was Marinus de trekker van online diensten, eerst vanuit zijn studeerkamer en later vanuit in kerkzaal in verbouwing. Zijn stimulans om ons meer te laten leiden door het kerkelijk jaar en ook liturgische gebruiken die in de loop van de geschiedenis verdwenen zijn weer te herintroduceren, ik hoop dat we het voortzetten. Het maakt ons meer kerk. Een paar maanden geleden vierden we een zondag geen Heilig Avondmaal. Een broeder reageerde met: “Het voelt als een halve kerkdienst.”
Marinus gaat dus helaas Amsterdam inwisselen voor Utrecht. Gelukkig is dat niet het einde van de wereld. En ook het besef dat onze goede God voor de OPK blijft zorgen, we hoeven wat dit punt betreft niet te wanhopen. Er komt vast een goede opvolger, maar Marinus zullen we niet snel vergeten.

Op de laatste veiling van ‘de Eland’ was een hele partij Friese en Groningse staartklokken te koop. ‘Collectie Bouwens’ stond er in de catalogus. Helaas zijn deze klokken tegenwoordig niets meer waard. Voor tussen de honderd en vijfhonderd euro gingen tientallen prachtig oude uurwerken onder de hamer. Waar ze eertijds zo maar duizenden guldens kosten, is er nu totaal geen interesse meer. Het zijn tijdaanduiders met allemaal hun eigen specifieke geschiedenis. Hele generaties hielden ze bij de tijd en ze kunnen nog eeuwen mee. Toch een ergernis dat daar zo weinig oog voor is. Gelukkig zijn er hier en daar nog liefhebbers, geen digitaal gedoe, maar gewoon het gewicht hijsen.

Een behoorlijke ergernis was het terugverhuizen van onze opk-zuster Roos. Eigenaar ‘firma A.’ te Schiphol, liet het er flink bij zitten. Een lijst van bijna 30 nog te verrichten verbeteringen was zo gemaakt. Het kostte heel veel energie om toch zo veel mogelijk voor elkaar te krijgen. Op een zeker moment wilde men zelfs geen zaken meer doen met de ‘zaakwaarnemer’. Maar dat liet onze zuster niet op zich zitten. Inmiddels is er geverfd, behangen, geschrobd, gezweet en uiteindelijk verhuisd. De OPK op zijn sterkst zullen we maar denken. Maar de irritatie met betrekking tot de verhuurder was soms groot als er weer een forse mail moest worden gestuurd.
Het verhaal over de verkeerde informatie op het bord in de Leendert Valstarhof houdt u tegoed. Pas als de foto van oom Leendert boven water is, kan ik er een blog aan wijden. Irritant is het wel natuurlijk dat men indertijd de verkeerde Leendert opvoerde in Slotermeer.

Ach… en natuurlijk zijn er voor 2024 nog vele, vele ergernissen te noemen. Naast alle mooie lijstjes van mooie films, beste boeken, het leukste woord, is het soms ook goed om de vervelende, irritante en ergernisgevende zaken gewoon eens te benoemen.
> Wanneer de liturgische kleden niet goed hangen.
> Als de CU voor een foute motie stemt. Gelukkig werd het leed verzacht achteraf.
> Als je maar blijft hoesten en het niet over lijkt te gaan.
> Ooh wat is het gedrag van het huidige kabinet tenenkrommend. Misschien wel het meest ergerniswekkende feit van 2024. Maar uiteindelijk kunnen we mopperen wat we willen, nog steeds zijn miljoenen medelanders uiterst tevreden met dit wangedrocht en zullen ook bij nieuwe verkiezingen op PVV en VVD stemmen.
> Ook in de top irritaties zit de verkiezing van Trump in de VS tot opvolger van Biden. Hoe triest, maar ook zo verwacht. Ikzelf vind het meest irritante dat er zoveel Amerikaanse burgers, die zich christen noemen, stemden op Trump.

Ondanks alle irritaties, ergernissen, fouten en miskleunen, wens ik u lezer, alle goeds voor 2025. Ga met God!

“Ie moeten niet bange wezen
veur hoe de wind soms stiet
Angst is mar veur eben,
spiet is veur altied.”              Daniël Lohues

 

Geboortegrond

Het uitzicht van oudste broer, met in het midden de ‘es’. Heel in de verte is rechts van de es het torentje van Hollandscheveld te zien.

Oudste broer deed na een paar keer aanbellen toch open, ik wilde net kijken of hij al bezig was aan zijn middagdutje. Hij keek ons aan: “Heej…. breur Roel, hebbie oen hoar in ’t bleekwaatr edoan?”  Hij herkende ons gelukkig, ondanks het feit dat hij al jaren aan Alzheimer lijdt. Hij was niet verbaasd dat we opeens voor de deur stonden en woont gelukkig nog steeds op zichzelf. “We dachten al dat je ons niet hoorde…” “Joa, maar ik zat te eet’n”. We schoven bij hem aan tafel in de keuken en hij nam nog een plakje roggebrood. “Zal ik stille of hardop leez’n uut de Biebel?”. Ik was wel benieuwd hoe dat zou gaan, bij het gele papiertje las hij uit het Spreukenboek. Het ging hem nog best goed af. “Ja, veul wiesheid hè die spreuk’n.”  Veel gespreksstof heeft hij echter niet meer, wel tien keer bood hij koffie aan. Gelukkig was de boom er nog, de ‘es’ die er veel langer staat dan wij leven. ik probeerde nog dat het een kastanjeboom was, maar niks ervan; een ‘es’. “In de hoek van ’t laand van de Woltings”, hij wist het nog precies. Ook al zijn de broers Harm, Albert en Jan en ook zus Hillegie  al lang ‘uut de tied’. Oudste broer wist het nog precies: “Het eerste stok laand is van Anne Fiet’n, dan van de Wooltings en dan het laand ernoast is van Gerke en doarna van Zulverbarg.” Vervolgens kregen we herinneringen aan de ‘Penswieke’ en het stuk land op Hollandscheveld. Soms moest oudste broer er heen met de fiets van va om er koeien te melken. Ook boer Klaas Hartman kon hij zich herinneren, een aardige man, beslist geen ophitser als boer Koekoek.
Ondanks zijn ziekte was het fijn om elkaar weer te ontmoeten. Maar hij was het bezoek ongetwijfeld al weer vergeten toen we bij de volgende broer, in Noord-Drenthe binnenstapten. Onderweg op de A28 kwamen we  de afslagen naar Ruinen, Zuidwolde en Pesse tegen. Het schoot wel even door mijn  hoofd dat daar inmiddels ook een stuk Wimmenhove-geschiedenis ligt. Jan en Lammechien, Albert en Harmpien, maar ook onze gezamenlijke voorvader Roelof, leefden hier. Ansen ligt onder de rook van Ruinen evenals Pesse, waar de Wimmenhoves van mijn vorige blogs woonden. Geboortegrond blijft toch ergens in je lijf zitten. In hun tijd nog geen snelle verbinding van Utrecht naar Zwolle, geen strakke asfaltwegen, maar kronkelende wegen tussen akkers, weilanden, bossen en heidevelden. En ook in de 19e eeuw al de strakke lijnen van veenkanalen richting het oosten. De Wimmenhoves waren echter geen turfgravers, maar boeren en boerenarbeiders op de zandgronden van zuid Drenthe, zij verstookten de turf om warm te worden en te koken.

Een paar dagen later zijn we in het Drents Museum, voor de tentoonstelling over Albert Steenbergen. Ook die heeft alles te maken met onze geboortegrond. Steenbergen was een Hoogeveense schilder en schrijver in de 19e eeuw. Hij schreef gedichten, verhalen en toneelstukken. Een beroemd verhaal in Hoogeveen en omstreken is het over “De Nevelhekse”. Bij ons thuis ging altijd het verhaal dat deze vrouw in de buurt van de Langedijk (de straat waar wij woonden) gewoond had. Ergens in de bocht, waar een klein bos was, heet het “’t Holtien”, daarachter ergens. Ooit voerde men in de bijzalen van de kerk een toneelstuk op over “De Nevelheks” en hing bij ons daarna nog een stuk doek met daarop een afbeelding van deze nevelheks. Waarschijnlijk heeft Steenbergen teruggegrepen op oude volksverhalen waarin witte wieven een rol speelden. Het verhaal is een aantal jaren opnieuw uitgegeven en ligt te koop in de Museumwinkel.
De tentoonstelling met een groot aantal prachtige schilderijtjes van Albert Steenbergen is trouwens zeer de moeite waard.

PS   Op mijn vorige blog kreeg ik nog een rectificatie. Hartelijk dank daarvoor. Oplettende lezer Hans had nog even zitten rekenen en attendeerde mij erop dat Lammechien 19 jaar was, toen ze de Bijbel (waarschijnlijk) kreeg . Een logische verklaring daarvoor is dat ze hem kreeg bij het doen van openbare geloofsbelijdenis. Waarvan akte.

Wimmenhove Bijbels – aanvulling

Zo nu en dan krijg ik reacties op mijn verhaaltjes. Soms een vraag om verduidelijking, soms is er een typefout ontdekt. Erg leuk is het als er een heel verhaal terugkomt. Vriend Jan uit Assen reageerde bijvoorbeeld op het Bijbelverhaal, met een hele beschouwing over de Statenbijbel uit de familie van zijn vrouw. Hopenlijk kunnen ze die Bijbel nog een keer bemachtigen.
De ‘ontdekker’ van de ‘Wimmenhove Bijbels’ mailde mij ook nog terug. Hij had de sloten goed onderzocht en had ontdekt dat op de binnenkant van de sloten de initialen staan van de vrouw van Jan Wimmenhove: L A V en op het onderste slot, het jaartal 1862. Conclusie; de Bijbel zal in eerste instantie dus van Lammechien Alberts Veldman zijn geweest. De A is ongetwijfeld van haar vader, Albert Jans Veldman. We kunnen gissen waarom ze op haar 15e (ze was geboren op 26 februari 1843) zo’n mooie Bijbel kreeg. Was het voor haar verjaardag? Deed ze op haar 15e  openbare geloofsbelijdenis van haar geloof? Voorlopig blijft het gissen. Ze trouwde jong met de 25 jarige Jan, Annechien was 18. Van wie de aantekeningen in de Bijbel zijn is dus ook niet te achterhalen. Jan had een mooi en zwierig handschrift als je naar zijn handtekening kijkt, de aantekingen voor in de Bijbel zijn wat minder zwierig.

Aktes kan ik in het Drents Archief verder niet vinden met haar naam. Wel is er in het ‘Successie Memories’ boek uit Hoogeveen een brief van Jan Wimmenhove  dat van Lammechien geen roerende en onroerende goederen te erven waren. Waarvan akte. Toch is de Bijbel uiteindelijk bij zoon Albert terecht gekomen.

 

Wimmenhove Bijbels

Het gebeurt me wel vaker, een mailtje van iemand die je helemaal niet kent. Vaak komen ze in de spambox, maar soms ook niet. Ik vraag me dan gelijk af of ik de persoon ken. Afzender Wim kende ik niet, maar zijn mail was best wel bijzonder. Wim was op een of andere manier vertelde hij, in het bezit gekomen van twee oude Bijbels met daar voorin de familienaam Wimmenhove. Aangezien hij geen enkele connectie met deze familie had of heeft is hij gaan googelen en al snel had hij een Roel met deze achternaam gevonden en gelukkig had deze Roel via zijn blog een emailadres. Of ik geïnteresseerd was? Eigenlijk was het hem te doen om het goud en zilver wat als sluitwerk op deze beide boeken was gemonteerd. Wim vertelde in zijn mail, dat hij naast verzamelaar ook amateur zilversmid is. De zilveren sloten kon hij natuurlijk omsmelten en daar iets nieuws van maken. Helaas doet zilver het in de handel niet zo goed. Een gram zilver levert nog geen euro op. Dus demonteren was dus niet een voor de hand liggende optie. Gelukkig zat er op de andere Bijbel een gouden slotje. En tja, de goudprijs is op dit moment bijzonder goed. Een gram goud levert al snel 80 euro op. Ik drong er bij Wim op aan om de Bijbels in originele staat te houden. Crowdfunding in de familie leverde niet veel op, dus toch maar verder onderhandeld.

Na wat heen en weer gemail kon vorige week maandag de overdracht plaatsvinden. Wim had beide Bijbels gevonden in een kringloopwinkel. Na het afdragen van de pecunia wist ik mij eigenaar van twee prachtige oude Bijbels, met het originele sluitwerk. Het gouden slotje werd niet een setje oorbellen. In het Blauwe Boek (Stamboom en beschrijving van de familie Wemmenhove / Wimmenhove / Wimmenhoeve / Wemmenhoeve) uit 1996 had ik de oorspronkelijke eigenaren al gauw gevonden.
De Bijbel met zilveren sluitwerk is een complete Statenbijbel met Psalmen en Catechismus. Voor in de Bijbel zijn twee bladzijden met aantekeningen. Eerst is er rechts begonnen en daarna op de linker pagina verder gegaan. Goed is te zien dat er met tussenpozen zaken zijn genoteerd. Ook achterin zijn twee bladzijden beschreven.
“Getrouwd in het jaar 1865 Jan Roelofs Wimmenhove en Lammig Albert Veldman – in het jaar 1866 den 11 July is onze zoon Roelof gebooren en overleden den 12 April 1867 – Anegien Wimmenhove is gebooren den 9 April 1868 – Albert Wimmenhove is geboren den 2 Maart 1870 – Den 26 July 1881 is onze kleindogter Annigien Jans Wemmenhove overleden”
Hoogstwaarschijnlijk is deze Jan Wimmenhove de eerste eigenaar en heeft hij er zijn naam en die van zijn vrouw in geschreven.  Hij was boerenknecht en geboren op 25 september 1839 in Zuidwolde. Zuidwolde is het dorp waar alle Wimmenhoves / Wemmenhoeves vandaan komen. Er is nog steeds een Wemmenhoveweg en een museum dat de naam ‘De Wemme’ draagt.
Jan was een zoon van Roelof Wimmenhove (1815 – 1885) en Annechien Wever (1810 – 1878) vind ik in het Blauwe Boek. Het gezin van Roelof en Annechien verhuisde in mei 1840 naar de buurtschap Ansen (gemeente Ruinen). Kleine Jan was toen nog geen twee jaar oud, zijn oudere broertje Willem was een half jaar na de trouwdag van zijn ouders geboren. Hij was bij de verhuizing viereneenhalf. In Ansen kreeg Jan nog twee broertjes en zusjes.
Jan trouwde dus in 1865 (en niet in 1866 zoals abusievelijk in het Blauwe Boek staat) en kreeg drie kinderen. Hij vermeldt het sterven van zijn oudste kind, Roelof werd nog geen jaar oud. Een jaar na het sterven van Roelof werd Annechien geboren, zij werd maar 13 jaar, want ze stierf in de zomer van 1881. Toen waren haar vader en moeder echter al overleden. Lammechien Veldman overleed in 1871, tweeëneenhalf jaar voor haar man Jan. Jan vermeld het overlijden van zijn vrouw niet in de Bijbel. Wel staat het sterven van Lammechien opgeschreven. Dat laatste moet waarschijnlijk haar opa gedaan hebben. Opoe Annechien heeft ook haar zoon en schoondochter overleefd. Opa werd werd 80 en heeft misschien een tijd voor de kinderen gezorgd, of een oom en tante hebben de kleine Annechien en Albert opgenomen in hun gezin.

Geboorteakte Albert Wimmenhove

De jongste zoon van Jan en Annechien, Albert Wimmenhove (1870 – 1956), die op 27 april 1895 trouwde met Jantien Joosten, heeft dat opgetekend achter in de Bijbel. Hij zal de Bijbel van zijn vader hebben geërfd. Volgens het Blauwe Boek (pg. 111) woonde hij met zijn gezin in Pesse en Ansen. Albert en Jantien kregen vier dochters; Lammechien, Harmpien, Annechien en Aaltien. De oudste stierf toen ze twintig was, Annechien werd maar twee jaar oud en de jongste werd vijftien. Alleen Harmpien werd ouder, zij leefde van 1897 tot 1926 en trouwde met Roelof de Wal. Zij is naar mijn idee de eigenaresse geweest van de de kleinere Bijbel (alleen Nieuwe Testament en toebehoren). Harmpien en Roelof kregen 1 kind: Jantiena Annechiena.

Graag zou je meer van deze mensen willen weten. Hoe reageerden ze op het sterven van hun kinderen? Waaraan stierven Jan en Annechien, terwijl ze nog niet zo oud waren? En die Bijbels moeten voor die tijd, tweede helft 19e eeuw best wel wat gekost hebben, waar deed een landbouwer dat van? Wat hield hen bezig, wat voor interesses hadden ze? Online zijn er aktes te vinden van geboortes en overlijdens, maar persoonlijke aantekeningen ontbreken. Wel is mooi om te zien dat er prachtig werd geschreven. Op de akte van Alberts geboorte uit 1870 staat bijvoorbeeld een prachtige handtekening van hem.

overlijdensakte 1828 van Roelof Willems Wimmenhove

Beide Bijbels zullen we goed bewaren. Die met de zilveren sloten heeft wel een restauratie nodig. Tips zijn van harte welkom. (Om naar ‘The Repairshop’ van de BBC te gaan is me te ver.) Het verbindt ons toch ergens met ons voorgeslacht. Altijd wanneer ik een Wimmenhove of Wemmenhove tegenkom, weet ik dat we in de verte familie van elkaar zijn.
Na wat gepuzzel blijkt dat we met Jan Wimmenhove een gezamenlijke voorouder hebben in de 18e eeuw; Roelof Willems Wimmenhove (1746-1828). Deze Roelof (die tweede naam verwijst steeds naar de vader, ook bij meisjesnamen), is geboren te Wemmenhove. Hoe mooi kun je het hebben. Deze Roelof staat in de overlijdensakte opgeschreven als Wimmenhove. Hij was getrouwd met Margje Harms Bomert. Vogens de archieven werd hij aangeklaagd in verband met een erfenis. Maar ook dat hij in de Franse tijd (de Bataafse Republiek) bij de patriotten hoorde. Hij was dus niet Oranjegezind, een beetje een dwarsligger dus. Al met al zitten we dan zes geslachten terug. De bewuste patriottische Roelof kreeg 5 kinderen, waarvan de 3e een voorvader was van Jan (van de Bijbel) en de vierde was een Harm, te weten Harm Roelofs. Vanaf dan wordt het Roelof Harms, Harm Roelofs en dan komen we bij mijn opa Fake. Fake noemde twee zonen Harm (grote oom Harm en kleine oom Harm) en zijn jongste kind was gelukkig weer een Roelof; mijn vader.

In het Drents Archief zijn verschillende aktes makkelijk digitaal te vinden. Akte van Albert.
Wie weet duiken er ergens nog foto’s op van Albert of zijn dochter Harmpien.